‘De meritocratentoets’

De meritocratentoets’ wordt een poging om grip te krijgen op wie wij in de alledaagse schoolpraktijk ‘schoolsucces’ gunnen: op welke variant van talent stemmen we af, welke hiërarchie brengen we aan in de leerlingenpopulatie en hoe legitimeren we daarmee op termijn de inkomensverdeling die uit die hiërarchische ordening voortvloeit? Wat is de eigenlijke doelenset van ons onderwijs? Paardrijden zonder zadel en dan al galopperend een hond vangen om die vervolgens dood te bijten, dat vinden wij al lang geen reële leerdoelenset meer. Virtuoos pianospel of balbeheersing kan wel, maar alleen bij een verwaarloosbaar klein aantal leerlingen: uitzonderlijk talentvol in combinatie met megaveel oefenijver. Ze moeten het hebben van buitenschoolse trajecten. Hart-hoofd-handen klinkt goed, maar hoezo eindig je dan feitelijk in de internationale top van fietsendieven, hoezo maken je beste leerlingen van ons land een belastingparadijs en hoe verklaar je onze topprestaties in de informele laboratoria voor chemische drugs? Je moet het bovendien ook pragmatisch houden: wat mag je in alle redelijkheid vragen van de bevolkingsgroep voor wie je het funderend lerarenberoep aantrekkelijk hebt gemaakt?
Om helder te krijgen waarop de succes-selectie zich bij Jan-doorsnee dan wel richt, gaat de auteur op de fenomenologische toer.
Stel bij Jan komt een whatsappje binnen over zijn buurjongen Ruud:  “Ruud vermoordde zijn moeder. De politie denkt dat de vermoorde vrouw wel al zes of zeven dagen dood op Ruuds kamer lag.
Op school wordt Jan professioneel opgevangen. Uiteindelijk resulteert dat in zeven vragen:
1. Wat ging er door je heen, toen je het bericht las en voelt dat nu nog zo?
2.
Kun jij je eigenlijk wel verplaatsen in Ruud, begrijp je zijn motieven?
3.
Wat had Ruud beter kunnen doen, wat was verstandiger geweest?
4.
Wat vind jij dat er nu met Ruud moet gebeuren, wat is voor hem het beste?
5.
Kun je schrijvers, dichters of componisten noemen die op moedermoord ingaan?
6. Leg uit: waarom is ‘vermoordde’ in de eerste zin met dubbele d en in de tweede zin niet?
7.
Hoeveel procent marge hanteert de politie bij haar schatting (2 uitkomsten!)?
Blijft Jan hangen bij de eerste vraag, dan staakt elke verdere diagnostiek; het selectiemoment wordt uitgesteld. Bij Jans antwoord op de vragen twee, drie en vier is de inhoud niet verder van belang, wel of hij complete zinnen maakt en of er een logische opbouw in zit.  Zijn antwoord op de vijfde vraag kan plusjes opleveren maar weegt niet echt mee.
Foute antwoorden op de twee laatste vragen zijn fataal voor een hoog vervolgadvies voor Jan. Zij voorspellen daarmee behoorlijk zijn life-span-income. En ook hoeveel levensjaren hij daarvan gezond zal genieten. Of hij intussen aan belastingvermijding of –ontduiking zal doen, blijft gissen. Ook of het een aardig iemand wordt.
U mag die vijf eerste antwoorden eigenlijk ook wel vergeten. Vraag is overigens wel of de leerkracht de antwoorden op de twee laatste vragen correct codeert.

Terug naar het publicatie overzicht