Tijdens de research voor ‘Bundesland Niederlande’ vraagt de auteur een onderhoud bij de hemelpoort aan met Thijs Wöltgens. Zij kennen elkaar: Thijs doceerde algemene economie op Bernardinus in Heerlen. Voor Thijs was en is de Duitse deelstaat-wording van Nederland onderdeel van de Europese eenwording en die gedachte blijkt nog allerminst dood. (Overigens: net zo min als zijn vroege waarschuwingen voor het neo-liberale gedachtegoed als tijdbom onder het Rijnlandse model, zoals pas nog in herinnering geroepen door Ton Heerts.)
De auteur legt hem als suggestie het idee voor van grenscorrecties die aan de dit keer vrijwillige uidijing van de Bondsrepubliek tot bij Sjeveningen nog vooraf zouden moeten. Eerst samen met de Duitstalige Belgen een toevoeging van Zuid-Limburg aan Vlaanderen, daarna dan liefst twee aparte nieuwe Duitse deelstaten: Groβflandern naast Holland. Dat zou, argumenteert de auteur, enerzijds de Deutsche Gemeinschaft onder het onplezierig zittende Waalse regime uithalen en het zou Zuid-Limburg bevrijden van de erfenis van die oranje Hollander Dibbets die in 1831 Maastricht en omstreken de Belgische bevrijding niet gunde.
Thijs kan het zo snel niet volgen: ‘dat is miesj ooch allemaol enerläj, es RODA mer mitjeet’. Hij is moeilijk verstaanbaar en leunt zwaar op een zorgengel met mollige, ronde wangetjes, ’t pütsche weat. ‘Haalbaar moet een plek zijn bij de bovenste tien.’ ‘Tien bondsstaten?’ vraagt de auteur. ‘Nee…, af Bayern, in de liga.’ ‘Dat moet toch ook interessant zijn voor die Uli Hoeneβ’, meent hij, ‘overigens heel goed in boekhouden, die kerel, op de administratieve kant misschien wat minder’.
De auteur blijft bij zijn invalshoek en vraagt om inhoudelijk-politieke argumenten voor zulke grensverleggingen. Dat brengt Thijs op ene Felix. ’Speelt die nog een rol bij die Haagse restclub van ons?’ De auteur stelt hem gerust: Rottenberg volgt alleen de Britten, die weet heus van geen Hannelore. ‘Ja’, mijmert Thijs, ‘dat was me een ijverig baasje, die halve voorzitter… dea veurwietsieje hoeshoenes’.
‘Jong, jrus miesj der pap!’ De auteur schiet even vol.