De boodschap, kort en bondig
Plotseling, zo lijkt het, aan het slot van de basisschool toont zich de toekomstige sociale ongelijkheid. Leerlingen stromen uit naar diverse typen voortgezet onderwijs. Die vervolgkeuzen kun je onderling hiërarchisch ordenen; de ordening voorspelt in hoge mate het latere uurloon (en daarmee hun kansen op gezondheid, op politiecontacten, op uitkeringsafhankelijkheid, op een goed pensioen en zelfs op een lang leven). Op haar beurt is die vroege kansenhiërarchie op je twaalfde voorspelbaar uit de mate waarin je dan al de drie ‘R’s’ beheerst: reading, writing and arithmatic.
Het is de mate waarin je op je twaalfde het kerncurriculum van de voorafgaande jaren onder de knie hebt, die tegenwoordig in grote lijnen je toekomst bepaalt. Of je daarnaast ook voldoende evenwichtig in elkaar steekt, of je prettig in je vel zit en of je klaar bent voor gezond burgerschap, of je liedjes kunt zingen of danspasjes kunt maken, dat is voor die latere kansen doorgaans minder van belang. Zulke ‘alternatieve’ leerdoelen correleren overigens alle (licht) positief met wat je opsteekt van de kernvakken.
Zo alternatief zijn ze dus ook weer niet, wel wat moeilijker aantoonbaar.
Lees verder
Wat je van die kernvakken op je twaalfde hebt opgestoken laat zich voorlopig met niets anders beter meten dan met de CITO-eindtoets. Dat is een vrij uniek Nederlandse fenomeen dat door veel leerkrachten als een bedreiging van hun professionele autonomie wordt ervaren. En door veel kansrijke ouders als een te vroege hobbel voor hun misschien (nog) niet zo talentvolle kroost. Samen smeedden ze een coalitie: bij ministerieel besluit is sinds kort het leerkrachtoordeel weer belangrijker dan die vermaledijde toets, ook al correleert het vervolgadvies van de leerkracht (nog) meer met het sociaal milieu waarin de leerling geboren werd dan de behaalde CITO-score (of is het juist daarom?). Sociologisch zou je dit kunnen interpreteren als een Pyrrhusoverwinning van geprivilegieerde ouders en naar herstel van hun status strevende leraren op de eigen meritocratische ideologie: nog even mag de gemeten leerstofbeheersing de doorslag niet geven. Uiterlijk bij de volgende kerst zijn de leerlingen echter alsnog uitgeselecteerd op dat wat die eindtoets meet.
Tekent je sociale afkomst zich nadrukkelijk af in de mate waarin jij de leerstof beheerst eind groep 8, dan is daarmee de kansenongelijkheid nog niet gedaan. Het uiteindelijke onderwijssucces dat je tussen je achttiende en je dertigste haalt telt alle momenten op waarin sociale ongelijkheid toeslaat: in de vertaling van geleverde prestaties naar het vervolgadvies van de leerkracht van groep 8, in de feitelijke eerste plaatsing in het V.O., vervolgens in de ‘ waterval’ (Vlaams) van op- en vooral afstroom in het secundair onderwijs, in de richting-, niveau- of profielkeuze die ze je daar doen maken, voor sommigen in de vervroegde uitstroom of zelfs drop-out, eventueel op zijn laatst in het definitieve afhaken of falen bij je eind- of afstudeerexamen. In elk van die stadia neemt de samenhang verder toe van het al dan niet behaalde succes met het sociaal milieu waarin je werd geboren. Eindresultaat: ‘geheel zelf verdiend door talent en ijver’ (of het gebrek daaraan) is voortaan je verdere lot, ook al was je grotendeels al uitgeloot bij geboorte. Sociologen noemen dat fenomeen wel de reproductie van sociale ongelijkheid, van de ene op de andere generatie.
Wat er na je twaalfde aan verdere correcties volgt, is in het algemeen peanuts vergeleken met de sociale selectie die er min of meer ongemerkt aan vooraf ging, toen je nog op het schooltype zat dat ‘voor allen gelijk’ is: de basisschool (en wat ook daaraan nog weer voorafging). Daar is geleidelijk aan een serie vaardigheden tot ontwikkeling gekomen of gebracht die (kennelijk) toenemend uiteenlopen voor wie uit een verschillend sociaal milieu komt. De CITO-eindtoets maakt daarvan uiteindelijk alleen de inventaris op, hij is het niet ‘schuld’. Wat hij meet is er ook als je niet meet en wat hij niet meet, doet er kennelijk ook niet zo heel veel toe. Kernvraag is, hoe die sociale ongelijkheid in leerstofbeheersing ontstaat en het antwoord is in ieder geval niet: omdat talent al net zo ongelijk verdeeld is over sociale milieus. Toch belooft de school ‘gelijke kansen’; dat is de meritocratische pretentie, de uiteindelijke legitimatie voor komende sociale ongelijkheid.
Zelfs bonsai-kwekers zijn eerder met hun ingrepen min of meer klaar dan een basisschool. Hun boompjes gaan ook niet steeds tussendoor terug naar andere boomverzorgers, die er zich in de avonduren, weekenden en vakanties ook tegenaan bemoeien, ieder op hun manier. Bonsaiboompjes zijn daarom echt het product van hun kwekers. Vergeleken daarmee is het moeilijk om aan te wijzen wie verantwoordelijk is voor je leerstofbeheersing op je twaalfde.
Niemand zal het in zijn hoofd halen om de vijftig centimeter die leerlingen groeien tijdens de basisschool toe te schrijven aan de invloed van de school. Bij rekenen en taal is die neiging er vaak wel. Terwijl we toch weten dat sommige ouders daar ook aan werken, al dan niet systematisch en al dan niet handig. Sommigen kopen extra professionele hulp in. Sommige scholen overigens ook; ze zijn niet alle even overtuigd van hun eigen professionaliteit. Heel wat scholen en leerkrachten gaan prat op hun eigen aanpak of methodiek, ook zonder bewezen nut. Integendeel: ‘komend jaar doe ik het anders’. Ze worden van overheidswege aangemoedigd om ‘in te spelen op verschillen’, natuurlijk niet zoals de oude standenscholen dat deden, of pakt het soms toch weer wel weer zo uit? Bij de autorijschool krijg je extra lessen als je het uniforme examen niet haalt, bij de basisschool ben je klaar als de tijd om is. Zoiets als de CITO-eindtoets laat dan zien hoever je gekomen bent.
En dan zijn er nog, niet te vergeten: talentverschillen, motivaties, personalities, biografieën en Lebenslagen, leerstijlen, mentalities en Sozialcharaktere; er zijn lokale kansenstructuren aan het werk en niet te vergeten naast veel professionaliteit en engagement, helaas ook heel veel onprofessionaliteit.
Kortom: wat is eigenlijk de rol van basisscholen in de ‘reproductie van de sociale ongelijkheid van ouders naar hun kinderen’? Ja, dat is wel de leidende vraag in vrijwel alles wat hier volgt. Het antwoord is vaak niet eenduidig en allerminst af. Maar er is heus aan gewerkt. Lees maar.