‘De lagere BMI-school, ook wel “de afvalschool”

De lagere BMI-school, ook wel de “afvalschool” ’ poogt straks trends in beeld te brengen in het doelstellingenrepertoire van scholen. Beginnend bij de “De brave Hendrik” en de school waar “jongejuffrouwen servetten leren vouwen” wordt een brede waaier aan doelensets behandeld die scholen ooit recht van bestaan gaven of juist vandaag-de-dag. Bijbelvastheid, het ‘wekken’ van de vrouwelijke aanleg voor zorg en netheid, het kweken van nationale trots op achteraf opgepimpte zeerovers, kennis der heemkundige natuur, nuttige handwerken (alleen voor de meiden) of het bereiden van voedzame arbeidersmaaltijden (voor de meiden uit de lagere klassen), ze komen alle langs in een inleidend historisch exposé.
In een combinatie van diepgeworteld wederzijds wantrouwen en tegelijk velerzijds gedeelde afkeer van staatsbemoeienis kwam in ons land de verzuiling tot stand, die onze verschillende ‘founding nations’ ieder hun eigen protestants, katholiek of overig-bijzonder scholenstelsel gunde waarin zij zich vervolgens autonoom op de socialisering van ieder hun eigen aanstormende jonge barbaren toelegden. De overheid mocht zich alleen zeer terughoudend om de deugdelijkheid van het geheel bekommeren, op afstand. Laatst nog heeft de VVD de Onderwijsinspectie nog verder in haar hok teruggejaagd, ze kruipt er nu weer heel voorzichtig uit.
Waar getalsmatig mogelijk en ideologisch te verkopen, daar werden (binnen elke zuil) leerlingen van meet af aan gesegregeerd. Om te beginnen jongens en meisjes apart, vervolgens onderscheiden naar sociale lagen of standen, de problematische gevallen al dan niet afgezonderd in het speciaal onderwijs, de gekleurden gescheiden van de bleekscheten, vervolgens binnenschools verder onderverdeeld naar leeftijd, belangstelling of toekomstperspectief, de verondersteld-getalenteerden dan weer naar een luxe ‘opleidingsschool’ of naar een op hoge vervolgkeuzen gerichte ‘voorbereidende klas’, Franse les of (later) huiswerkondersteuning alleen tegen bijbetaling. En voor al die varianten dan ook nog weer een eigen papieren schoolwerkplan, vol zelfovertuiging, als een ondoorzichtig gordijn gespannen voor onvermoede achterliggende dagelijkse praktijken, nu ‘geïndividualiseerd’ of (nog moderner) ‘gepersonaliseerd’. (‘It’s all being called personalized learning. But there’s tremendous variation, sometimes within a single building’, aldus Education Week, nov.’18.)
Omdat de kosten van dit uitgedifferentieerde stelsel – op het einde van de geboortegolf – uit de hand gingen lopen, koos de neoliberale politiek voor austerity in ‘het Schevenings accoord‘, ideologisch keurig in geschenkverpakking. Resultaat: vandaag sturen grote schoolbesturen op eigen supergesalarieerd risico het complete palet aan van alle denkbare zuilen onder één dak; de wethouder gunt ze zelfs het beheer over zijn openbaar onderwijs, gewoon een variant dus van ‘outsourcing van de publieke sector’. Hierzo bedient zo’n bestuur elitair publiek, ginds even makkelijk de gedepriveerden. Onderling snoepen hun scholen elkaar leerlingen af met alle troeven die ze verzinnen in navolging van commerciële consumentenmarkten. De sportschool, de muziekschool, de groene school, het in ere herstelde hoogst-effectieve leerstofjaarklassen-systeem of juist beslist dát niet, de school waar leerlingen zelf aangeven of en wanneer ze voor eventuele onderwijsinhouden open staan. Het losgezongen team van elke vestiging kiest geheel autonoom, zich onbewust van waar de feitelijke lokale klantenmarkt ze feitelijk toe dwingt.
Effectbewijs is beslist niet nodig op deze in schijn vrije schoolkeuzemarkt, propaganda volstaat, de kwaliteitsinspectie suddert door op een zacht pitje. Wel stelt ze recentelijk vast dat de kansenongelijkheid snel weer toeneemt en dat vooral de kwaliteit van het onderwijs voor kansarmen mank gaat. Oh ja: én dat ze in het basisonderwijs (waar de reproductie van de sociale ongelijkheid grotendeels gestalte krijgt) geen duidelijke doelenset meer hanteert (zo het die ooit had).
Zou er – zo zal in het slothoofdstuk van dit verzuurde geschiedboek de kernvraag worden gedefinieerd – ook zoiets bestaan als het fundamentele grondrecht van alle jongelui op een zo complex mogelijke cognitieve ontwikkeling over een zo rijk mogelijke serie inhouden, ongeacht de waan-van-de-dag van hun ouders, ondanks de haat van ondernemerspartijen jegens collectieve uitgaven anders dan voor asfalt en ondanks vooral de al te vaak ongefundeerde autonomie-eis van hun lerare(sse)n? En als we zo’n grondrecht voortaan wel zouden formuleren, wie staat er dan voor dat fundamentele recht in? Komen er levenslange schadevergoedingen als compensatie voor zwak onderwijs? Of kan alleen de internationale effect-vergelijking de jongelui op den duur redden, zijn sommige buitenlanden aantoonbaar verstandiger bezig? Is dat overigens niet ook wat elders de professionalisering aanjaagt? Of vertrouwen we dan ten onrechte op marktmechanismen? Weet de echte aandeelhouder in onderwijsland wel van zijn gezond?

Terug naar het publicatie overzicht