De Zilvervloot was net gekaapt, de Nachtwacht droogde nog na, nu Vaals inrekenen

De Gouden Eeuw herschrijven

De permanente tentoonstelling over de Gouden Eeuw dient nodig heringericht zegt het Amsterdam Museum (voorheen Amsterdams Historisch Museum) en het wil het predicaat ‘Gouden Eeuw’ daarbij niet langer gebruiken. ‘Denk aan armoede, oorlog, dwangarbeid en mensenhandel’. Voortaan moet ook plaats worden ingeruimd voor de verhalen die de schaduw- en achterkanten van de 17e eeuw, die ‘gouden eeuw’ belichten.
Natuurlijk gaat het er allereerst om, aandacht te besteden aan de handel in slaven, waarin de Republiek der Zeven Provinciën zich toen ijverig moeide. Maar let op: ook verhalen vanuit ‘de randen van het huidige Nederland’ dienen te worden opgediept, daar waar het helemaal nooit ‘Gouden Eeuw’ geweest is en waar de Republiek generaties lang beslist niet als bevrijder maar juist als bezetter en uitbuiter gold, optredend ‘met harde hand’ en de lokale bevolking miskennend, zo niet hartgrondig verachtend.
Een van de vele verhalen die daartoe nodig los moeten komen, is ‘hoe Johan de Witt Vaals bij Holland trok’. Het ging hem er beslist niet om, Vaals in 1662 tot een volwaardig nieuw deeltje van de Republiek te maken, wel tot een voortaan rechtstreeks onder Den Haag ressorterend stukje eigendom, ‘voor eeuwichlick ende erffelick’ ‘voor haer ende hare nacomelingen’, kortom het ging enkel om de verovering van een aantrekkelijk stukje ‘wingewest’.
Hoe het zover kwam en wat, ook toen al, de situatie rondom Vaals behoorlijk uniek maakte, daarover gaat het hier. Een historie waarvan de grote lijnen intussen redelijk helder zijn, hoewel zeker nog niet tot in alle details.

Het actueel heersende ‘Hollandse’ narratief behoeft een andere, aangescherpte inkleuring zodra je er de geschiedenis van het vlakbije Aken bij betrekt en ook die van de huidige Duitstalige Ostkantons in oostelijk België, vlak ten zuiden van Vaals. Met beide was Vaals lange tijd zeer innig lotsverbonden, daar midden in het oude Hertogdom Limburg, vooral in het ‘Overmaase’ ‘s Hertogenrade. De hertog was eerst nog de Brusselse koning Karel van Spanje, jawel, diezelfde man bij wiens zus, Maria van Hongarije, Willem van Oranje, in huis had gewoond toen hij nog geen stampij maakte over zijn persoonlijke erfenissen en zich nog niet manifesteerde als ‘Redder des Vaderlands’.
Het verhaal is complex en al te vaak historisch vertekend geraakt, maar we denken de hoofdlijnen toch redelijk zuiver te kunnen trekken. Hoe lopen die hoofdlijnen? 

(N.B.: Er is van dit essay ook een versie beschikbaar waarin plaatjes zijn opgenomen uit een bijbehorende powerpoint-presentatie. Klik als u wilt overschakelen HIER.)

Na honderd jaar intense oorlog, vier à vijf opeenvolgende generaties lang, weet heus niemand meer hoe vrede voelt

Bij het begin van de Tachtigjarige Oorlog rijkte het toenmalige (later ‘oude’) Hertogdom Limburg tot in Luxemburg. Vaals lag daarin ergens halverwege, op de oostelijke grens. Dat gold althans de westelijke helft van Vaals: de andere helft van Vaals lag binnen een ‘grensgreppel’, een ingegraven beveiliging rondom de keizerstad Aken. Als een banaan kromde hier dat Hertogdom Limburg zich rond de keizerstad met aan de noordkant Rolduc en ’s Hertogenrade. Voor de mensen die in Vaals woonden, waren, behalve hun moedertaal, vooral parochiegrenzen identiteitsbepalend en ook hun Paulusparochie viel voor de helft (het huidige ‘Vaalserquartier’) binnen de grensgreppel van de Keizerstad. Je mag aannemen dat ze zich zowel talig als parochiaal eigenlijk Akenaren voelden.
Minder dan tien kilometer westwaarts van Vaals, in Mamelis, viel Willem van Oranje in 1568 vanuit Orsbach (het tweeling-bergdorp van Vijlen) het Hertogdom binnen, waarna hij vanuit Gulpen de stad Aken bedreigde en zijn troepen, die hij niet kon betalen, maandenlang de omliggende boerderijen liet plunderen (die werden voor het gemak later ‘Spaans’ genoemd). Dat was het eigenlijke begin van de Tachtigjarige Oorlog, ‘Heiligerlee’ was pas vlak daarna. De oorlog kreeg later het karakter van een gevecht voor een zelfstandige Nederlandse republiek; voorlopig ging het Willem alleen om genoegdoening inzake erfenissen. Uiteindelijk groeide de strijd zelfs uit tot een ware godsdienstoorlog tussen de hervormde Republiek der Zeven Nederlanden in het noorden (de ‘Staatsen’) en het katholieke ‘Spaanse’ zuiden. ‘Spaans’ zullen de bewoners zich beslist niet gevoeld hebben, het was slechts een titel van een verre baas, ‘Hollander’ of ‘Staats’ waanden ze zich al helemaal niet.
Hoe vaak de steden en dorpen in het zuiden in de loop van die oorlog zijn bevrijd door bezetters dan wel bezet door bevrijders – ze zullen er het verschil vaak niet herkend hebben – dat valt nooit meer te achterhalen. Voorraden werden gejat, net als vee, ossen, paarden en karren, vrouwen werden verkracht en mannen weggevoerd en soms opgehangen. Of de bevolking dat een redelijke prijs heeft gevonden voor de bevrijding van ‘Spaanse’ belastingheffingen voor hun pachtbaas, of als een gerechtvaardigd offer heeft ervaren voor ‘de bevrijding van het pauselijke joch’ of voor het brengen van de ‘enig ware gereformeerde godsdienst’, dat zijn vragen waarop we het antwoord kunnen raden. Het was hun oorlog niet, die oorlog walste wel keer op keer meedogenloos over hen heen.

De ‘Vrede van Münster’ gold de Overmaase gebieden niet

Toen bij het slot van de Tachtigjarige Oorlog de (intussen wel Spaanse) nakomelingen van  Koning Karel V (later Keizer) de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden erkenden, was het oorlogskarwei niet helemaal af. Er resteerden nog wat kleinigheden waarover een ‘chambre mi partie’ (met scheidrechters van beide kanten) zou moeten beslissen. Tot die kleinigheden behoorde de ‘verdeling van de Overmaase gebieden’. Dat waren stukjes land grofweg tussen Maastricht en Aken en tussen Vaals en Sittard, die tijdens de Tachtigjarige Oorlog nu eens door Staatse, dan weer door Spaanse troepen werden bezet dan wel bevrijd (met nog weer andere oorlogshandelingen tussendoor van losgeslagen militaire verbanden zonder soldij). Het ging om gebieden die onder leiding van militaire Oranjes (stadhouders en hun familie) werden bevochten, op zijn minst mede gedreven door de hoop op een restje van een toekomstig (nieuw) Hertogdom Limburg dat de Oranjes de titel Hertog zou doen toekomen. Gezien vanuit Karel V in Brussel ging het om ‘Overmaase gebieden’. Voor de Oranjes was de hertog-pretentie mogelijk een invulling van een persoonlijk verdrag tussen hen en de Spaanse koning uit 1647.
Tien jaar lang kwam het er niet van, van een regeling door die afgesproken scheidsrechtersclub. Pas toen er een stadhouderloze periode aanbrak, dus even zonder de Oranjes als militaire aanvoerders, namen de Staten het initiatief om in een overlegcommissie met de Spaanse ambassadeur tot een ‘minnelijck accommodement’ te komen voor de uiteindelijke verdeling, de ‘partage’ van zulke Overmaase gebieden. Ook vanwege allerlei internationale ontwikkelingen stemde de Spaanse kant met dat initiatief voor een overlegcommissie in.

Natuurlijk had het ook anders kunnen lopen

Bekijk je de kaart van de betrokken regio door een sociaal-culturele bril, dan gaat het taalkundig om een aanzienlijk gebied dat overwegend de Keulse taal, het Repuarisch rijk was (wat nu dialect wordt genoemd) en dat tot aan de Reformatie (en eigenlijk ook daarna) tot de kernregio’s van het katholicisme gerekend mag worden. Familiebanden en traditionele handelsrelaties in het huidige Zuid-Limburg gaven al helemaal geen aanleiding tot een portiegewijze inbeslagneming door een zich invechtende Hollandse Republiek. Sociaal-cultureel had een heel wat andere natie-toedeling voor de hand gelegen. Maar dat zou dus verkeren: wat zo’n meer voor de hand liggende ontwikkeling in de weg stond waren vooral gereformeerde, min of meer grensoverschrijdende solidariteiten van opkomende lokale ondernemers-elites, gesteund door gewapende Hoogmogenden.

Johan de Witt en het ‘minnelijk accommodement’

In de overlegcommissie voor zo’n minnelijcke partage van de Overmaase gebieden (dus na de chambre mI partie) nam aan Staatse kant Johan de Witt een belangrijke positie in als vertegenwoordiger van het machtige Holland. Politiek-intern staat hij vierkant tegenover de Oranjes (die op hun beurt geen enkel machtsmiddel in de intern-Hollandse strijd schuwen) en dat verklaart mogelijk deels de door hem bedongen onderhandelingsresultaten in de periode waarin de Oranjes even waren uitgeschakeld. In eerste instantie nog lijken de Staten van Holland zelfs voorstander van een complete nul-optie: gun al dat Overmaase spul maar aan de Spaanse koning en wees bedacht op de noodzaak van toekomstige samenwerking met de Spaanse zijde tegen een almaar opdringeriger Frankrijk. Dat leek van vitaler belang.
Toch gaan ook deze onderhandelingen liefst vijf jaren duren. Met op de achtergrond steeds weer lokale militaire operaties om aan te tonen wie nu weer de soeverein is in Heerlen, Kerkrade of Vaals. Met steeds weer brute oorlogservaringen voor de bevolking en met bestraffingen van beide kanten voor collaboratie met de ‘zojuist-nog’ bevrijder dan wel bezetter.
Aan de Staatse onderhandelingsdelegatie worden nogal wat verwachtingen gericht door diverse partijen die zich roeren. Dr. J.A.K. Haas doet daar verslag van in zijn keurige, uitgebreide beschrijving van die onderhandelingen. Schippers vragen om zoveel mogelijk grip op het Maasverkeer ter vermijding van passeerheffingen. Voor in Maastricht gelegerde Staatse militairen moet er voldoende agrarisch achterland zijn (aan oostkant) en de kosten van hun stationering moeten worden gecompenseerd door lokale heffingen. De Gereformeerde Synode dringt erop aan dat in alle gebieden die de Staten in handen krijgen, gereformeerde kerkgang mogelijk moet zijn. Handelaren dringen erop aan om de verbinding Maastricht-Aken in Staatse handen te krijgen. Ter wille van de ‘negotie’ in Amsterdam moet vermeden worden dat gereformeerde koperslagers uit Aken zullen doorverhuizen naar Zweden. De Duitse geschiedenis van de messingindustrie zal ons verderop over de achtergronden van die laatste wens meer inzicht bieden.
Intussen lijkt de onderhandelaar namens de Spaanse koning, ambassadeur Gamarra, vooral te sturen op aantallen ‘zielen’ die in de diverse verdelingsmodellen onder Spaans-katholieke beschutting zullen kunnen leven en in het garanderen van toegang tot katholieke kloosters.
Vooraleer we nu overgaan naar de uiteindelijke uitkomsten van al dat overleg is een uitstapje nodig naar onder andere Duitse historische bronnen.

Akense ‘Zünfte’, een ertsmijn met Galmijn en wapenhandel in Amsterdam

Een cruciale gebeurtenis in het Nederlandse overheersende narratief van de Tachtigjarige Oorlog is de val van het tijdelijk protestantse Antwerpen door Spaans ingrijpen, een herovering dus. Antwerpen had zich in 1576 juist aangesloten bij de opstandige gewesten die zich vrij wilden maken van Spanje. Maar vanaf 1584 moest de stad zich opmaken voor een belegering door Spaanse troepen onder Farnese. Toen de stad viel, leidde dat tot een vlucht van tienduizenden protestanten, vooral richting Amsterdam. Dat is cruciaal voor de geschiedschrijving van de Republiek.
Historische beschrijvingen echter van de stad Aken in de periode daarna, maken gewag van net zo’n ontwikkeling in die keizerstad. En mogelijk zeker zo belangrijk: nog in 1640 doet een leger onder Oranje leiding een (mislukte) aanval op de stad Aken. In welk perspectief zou dat zijn geweest?
Net als in Antwerpen was ook in Aken sprake van een moment waarop het stadsbestuur in handen lag van gereformeerden, kennelijk grotendeels gevlucht vanuit de zuidelijke ‘Spaanse Nederlanden’ (waartoe ook Antwerpen gerekend mag worden). Met tussenkomst van Spaanse hulptroepen onder Spinola komt aan dat protestantse stadsbestuur in Aken een einde (naar analogie van Antwerpen). Het gaat gepaard met terdoodveroordelingen voor protestanten die betrokken waren bij een bestorming van het daarna weer katholiek bestuurde Akense stadhuis. Waarop prompt de gereformeerde kerkgang ter stede wordt verboden; alleen buiten de Keizerstad mag dat dan nog! En ook in Aken worden gereformeerden uit de stad gezet.
Intussen wordt er melding van gemaakt dat gereformeerde koperslagers in Aken grote problemen hebben met onder andere de arbeidsvoorwaarden die de gilden (‘Zünfte’) daar hebben bedongen: arbeiders in Aken zijn volgens deze protestantse ondernemers onder andere te duur. En er is meer: Akense gereformeerden die al voor het tot een officiële verdeling van de Overmaase Gebieden komt, gebruik maken van het simultaneum dat bezettende Staatse militairen aan Vaals opdwingen, stoten daarbij op problemen. Daar moet de Vaalser pastoor op zondagmiddag de heiligenbeelden met doeken afdekken in afwachting van Akense gereformeerden die samen met hun dominee op pad zijn voor hun eredienst in de Vaalser katholieke parochiekerk. Onderweg worden ze herhaaldelijk overvallen door lokale ‘boerenpummels’ maar ook door Spaanse militairen, gelegerd in het zuidelijk gelegen plaatsje Limburg.
Overvallen door Staatse militairen zijn er ook op (karre-)vrachtvervoerders met ‘galmei’ uit de zinkertsmijn in Kelmis, tegenwoordig La Calamine in de huidige Duitstalige Belgische kantons. Waarschijnlijk gebeurt dat in of vlakbij Vaals. Met zulke overvallen op ‘oorlogsbuit’ zijn de Staatse troepen kennelijk al langer vertrouwd, nog tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
Dat zinkerts is een voor de koperindustrie in Aken onmisbaar ingrediënt: het maakt ‘geel koper’ mogelijk, messing, kostbare basisstof in onder andere de wapenindustrie. Wapens, die volgens Duitse bronnen grotendeels worden verhandeld in Amsterdam. Duitse bronnen suggereren bovendien dat na het akkoord over de Overmaase gebieden de Staten-Generaal van de Republiek de prijs bepalen van het zinkerts uit La Calamine voor Akense koperslagers, terwijl die ertsmijn toch buiten hun bereik valt. En vermeld wordt dat de Staten zich daarbij voorbehouden, om het erts goedkoper aan te bieden voor koperslagers in Vaals. Hoegenaamd een lokkertje.
Natuurlijk heeft Johan de Witt zulke (deels nu nog steeds onopgehelderde) samenhangen gekend, ook al kwamen ze niet ter tafel tijdens de onderhandelingen. Laat die maar gaan over toegangswegen tot kloosters waarover de Spaanse koning zich bezorgd maakt of aantallen zieltjes onder zijn katholieke hoede.

De Hollandse buit was binnen – of was dit eigenlijk nog pas een tussenstap?

Als dan in 1662 een ‘minnelijck accommodement’ wordt getekend door de Spaanse koning enerzijds en de Republiek anderzijds, is Vaals ‘voor eeuwichlijck’ eigendom van de Staten. Het is nu vanuit Maastricht (waar Staatse troepen liggen) bereikbaar zonder passage door Spaans gebied. Daarmee ligt de weg naar Aken open en dus ook de optie voor heffingen op handelsvervoer. Het verder noordelijke deel van ’s Hertogenrade (met klooster en burcht) blijft daarentegen aan de Spaanse koning, net als andere gebieden die de Oranjes waarschijnlijk als opstapje voor een nieuw Limburgs Hertogdom op het oog hadden. Was er niet een stadhouderloze periode geweest, hadden de Oranjes die concessie van De Witt vast niet toegelaten.
Wie bij dit alles een ontbrekende belangenbehartiging mist vanuit de regio zelf en die dan vermoedt in de persoon van de Abt van Rolduc, Lamberti, tijdelijk inwonend bij de Spaanse ambassadeur in Den Haag, die moet weten dat die Abt juist het voorstel heeft gedaan om ’s Hertogenrade in parten te delen bij de onderhandelingen: zo kwam Vaals in Staats, Kerkrade en ’s Hertogenrade bleven juist in Spaans bezit. Wie dan misschien Johan Wilhelm Schwartzenberg als lokale belangenbehartiger ziet voor de landerijen en beginnende industrie in Holset, Vijlen en Vaals, die moet weten dat een ‘request’ van deze katholieke zoon van de Akense (!) burgemeester contra Haags bestuursbeleid in het nieuwe wingewest niets aanrichtte. De Akense Schwartzenbergs waren nu niet langer ‘Heer van Vaals’.
Het onderhandelingsresultaat komt er intussen wel op neer dat de lokale katholieken in Vaals nu helemaal niet meer kerk kunnen gaan, dat zij voor kinderdoop en huwelijk moeten uitwijken naar Gemmenich, Orsbach of Nyswiller. Ter bescherming echter van Akense gereformeerden die voortaan wel gelegitimeerd in Vaals kerkgaan, worden Staatse militairen in Vaals gelegerd, waar voortaan ook ambtenaren en overheden gereformeerd moeten zijn. (Lees voor een ijzige sfeertekening de jarenlange opsluiting (1712) van de Vaalser pastoor Bosten in een Maastrichts gevang, het verhaal van Cunegonde door Kaplan uit 2015.)
Den Haag zal het even later mogelijk maken om in Vaals een gereformeerde kerk te bouwen waarin Akense gelovigen op Haags gezag de Hoogduitse taal mogen bezigen. Natuurlijk hoort daar een gesubsidieerde domineeswoning bij. Als later andere protestantse minderheden zich in Vaals vestigen, worden hun kerken schoorvoetend toegestaan: mits niet als zodanig herkenbaar, achter muren en alleen voor de bedoelde families, lutheranen, mennonieten, walen. Wie daarentegen katholieke priesters zelfs maar in huis toelaat is juist  strafbaar, de toegang tot katholieke sacramenten afgesloten.
Komt de koperhandel zelf al niet ter sprake tijdens de onderhandelingen, dat geldt evenzeer de handel in of het vervoer van zinkerts en de lokaal steeds meer opbloeiende vroege textielindustrie: ‘hou je kaarten vooral tegen de borst’ was kennelijk het motto. De kwaliteit van het zinkerts vlak ten zuiden van Vaals lijkt uniek (De Witt weet er ongetwijfeld van) en zal nog weer later zelfs aanleiding zijn voor de grote mogendheden om een compleet zelfstandig en neutraal staatje ‘Moresnet’ in het leven te roepen en van het Drielandenpunt een eeuw lang een Vierlandenpunt te maken. Hoe de Staten erin slagen om – zoals Duitse historici suggereren – op de ertshandel invloed te nemen, blijft vooreerst een raadsel; in de onderhandelingen over de partage komt het onderwerp niet langs, wel in de Nederlandse Staten-Generaal. Misschien ligt het antwoord besloten in het persoonlijk akkoord tussen de Oranjes en de Spaanse koning uit 1647?
Overigens zal de Staatse opzet om Akense koperhandelaren te doen verhuizen richting Vaals, uiteindelijk niet of nauwelijks slagen. Zij worden juist de andere kant op gelokt: in Stolberg, aan de oostkant van Aken worden zij na de godsdienststrijd in Aken alsnog welkom geheten. De messingindustrie zal daar opbloeien. Af 1647 is daar zowel voor lutheranen als hervormden kerkgang mogelijk in eigen kerken. Dat heeft dan – naast gunstige productievoorwaarden – hun voorkeur boven de gereformeerde optie in Vaals.
In Vaals is naast de kwaliteit van het nabije zinkerts ook die van het Vaalser water van belang voor vroeg-industriële ondernemers: weinig kalkhoudend stroomt het in een hele reeks beken vanuit het Pruisische en het Vijlense bos richting Noorden, onderweg is dankzij Vaalser opvangvijvers allerlei door molens gedreven mechanisatie mogelijk. Ook voor productieprocessen zelf was dat water opmerkelijk geschikt. De vanuit Aken geïnitieerde  opkomende lucratieve textielindustrie (in lutherse handen) in Vaals speelt daarop in; ze komt in de onderhandelingen echter opmerkelijk genoeg evenmin langs. Werd het belang ervan niet op tijd onderkend of werd het opzettelijk buiten de onderhandelingen gehouden door wie er belastingvoordelen in vermoedde? Distantie van lutherse opvattingen bij de regerende gereformeerden zou natuurlijk ook best een verklaring kunnen zijn voor deze misschien opzettelijke miskenning.

‘De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme’

Wie zich een beeld wil vormen van het intense leven, door zwaar Calvinisme getekend, van raadpensionaris Johan de Witt, snapt nauwelijks hoe hij tijd en motivatie heeft gevonden om zich te buigen over het lot van het onooglijke dorpje Vaals in de schaduw van de voor de Republiek (vooralsnog?) onbereikbare keizerstad Aken. De combinatie van ijver, zakelijkheid en inzicht in de staatkundig-politieke economie was leidend in zijn gedrag. Zonder zijn afkeer van het oude regime, en dus ook van de Oranjes in het bijzonder, valt zijn opstelling in de onderhandelingen evenmin te begrijpen. Of hij de onderhandelingen inzake Vaals heeft gezien als een tussenstap naar een grootser -onuitgesproken- idee, dat zullen we nooit weten. Ingrediënten daarvoor biedt dit verhaal genoeg.
De zich aankondigende inval van Frankrijk maakte ruim een eeuw later aan whatever grootser perspectief een drastisch einde. De Witt zelf vond, tien jaar na het partagetractaat zijn afgrijselijke fysieke einde in de rivaliteit met de Oranjes: samen met zijn broer Cornelis vermoord door leden van Haagse schutterijen, daartoe waarschijnlijk aangezet door Willem III van Oranje.
Op zijn beurt is er geen moment ook maar enig signaal dat De Witt zich bij de onderhandelingen over het partage-tractaat het lot zou aantrekken van de lokale bevolking. Hij had dat gemeen met alle andere ‘Hoogmogenden’ van zijn tijd. In de geest van Max Weber (“Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus”) kan de totstandkoming van de Republiek der Zeven Nederlanden opgevat worden als een kille staatkundige introductie van puur kapitalisme. In diezelfde denklijn kan de vanzelfsprekende intentie van uitbuiting van het arbeidende volk worden herkend achter het ‘minnelijck accommodement’. Nog vóór de Franse inval zal een van de in Vaals en omgeving actieve Akense grootondernemers, de textielbaron Von Clermont, straffe rechtsregels opstellen voor het arbeidende volk in het nieuwe Staatse wingewest, inclusief lijfstraffen en erger. Regels, heel wat strenger dan onder de stadse regels van de Zünfte in het katholieke Aken denkbaar. Vaals en zijn omgeving waren voor Akense ondernemers blijkbaar interessant, juist omdat ze nu buiten de stadse regelgeving vielen en daarmee winstgevender ondernemerschap mogelijk maakten, uiteraard ten koste van de lokale bevolking.
Misschien leent het format van de arbeidsverhoudingen op de plantages van de West-Indische Compagnie zich zelfs wel om te kijken naar wat de Gouden Eeuw heeft betekend voor het Zuid-Limburgse werkvolk en de manier waarop er over hun hoofden heen mensonterende machtspolitiek werd bedreven. Natuurlijk was de etnische uitbuiting in de slavernij heel wat kwalijker, maar dat doet er niet aan af, om het lot van de Zuidlimburgers in de Gouden Eeuw in vele opzichten als inhumaan te betitelen.
In de Franse periode, anderhalve eeuw na het tractaat vielen voor even alle overeengekomen landgrenzen weg in de regio. Maar zowel bij het latere Congres van Wenen in 1815 als bij het Verdrag van Londen in 1839 werden – voor wat Vaals betreft – de nieuwe grenzen van wat toen als Hertogdom van Limburg werd betiteld, getekend langs de lijnen van De Witts partage-tractaat uit 1662.

Résumé

Dat Vaals in Nederland ligt, is sociaal-cultureel en geografisch verwonderlijk. Na de Tachtigjarige Oorlog is, bij de opstart van Nederland, over het bezit van Vaals onderhandeld met de eigenaar, de Spaanse Koning, tevens Hertog van Limburg. Niet met het oogmerk Vaals voortaan deel te laten worden van de nieuwe Nederlandse Republiek, nee, slechts als ‘wingewest’ vanwege zijn functie als poort voor de Nederlandse Republiek naar Aken. Die stad kende vergelijkbare godsdiensttwisten als het toenmalige Nederland.
Akense gereformeerden raakten daar in de verdrukking maar waren tegelijk economisch cruciaal vanwege koper- en daarmee mogelijk wapenindustrie. Daartoe benodigden ze zinkerts uit een nabije mijn in Kelmis, vlakbij Vaals, erts  dat voortaan kennelijk door de Nederlandse Staten werd verhandeld. Door Vaals in te lijven kon de gereformeerde Republiek de financieel-economisch interessante Akense geloofsgenoten aantrekkelijke overstapcondities aanbieden: kerkelijke solidariteit dus, maar beslist ook met een Staats winstoogmerk.
Anders dan direct omringende delen van Zuid-Limburg werd Vaals aldus eigendom van de Republiek, in zekere zin door toedoen van Johan de Witt, belangrijkste onderhandelaar voor Holland. De bevolking zelf was nooit aan zet. Die heeft voor, tijdens en na de Gouden Eeuw aldoor in grote oorlogsmisère verkeerd en raakte losgezongen van haar sociaal-culturele roots. De weg lag juist open voor verdere economische uitbuiting: Vaals werd de facto eeuwenlang een wingewest voor protestantse Akense ondernemers. Het zou lang duren voor Vaals daarvan herstelde; of duurt dat eigenlijk nog?  

Belangrijkste bronnen:

  • De verdeling van de landen van Overmaas, J.A.K. Haas 1978
  • Geschichte von Vaals, Kaplan Vaessen, > 1918
  • De geschiedenis van Vaals, H.Th. de Win 1941
  • Zink, (boekenweek-essay) David van Reijbrouck, 2016
  • Geschichte der Messingindustrie, Rud.Alph. Peltzer 1908
  • Geschichte der Stadt Aachen, WIKIpedia, z.j.
  • De parochiegrens, Een resistente grens, Marc Carnier, 2014


(Kritisch commentaar, correcties of aanvullingen zijn uiteraard welkom: paul@jungbluth.nl)

Juli 2024

Terug naar het publicatie overzicht