Grof geweld vanaf de lessenaar

Moderne schoolteams wisselen voortdurend van samenstelling, vaak zelfs het hele schooljaar door. Samen met de ruime aanwezigheid van deeltijders leidt dat ertoe dat sommige leerlingen meer moeite hebben om de namen van hun leerkrachten uit het hoofd te leren dan omgekeerd. Uiterst divers zijn tegenwoordig ook de taakopvattingen van het schoolpersoneel dat voor zichzelf grote autonomie opeist bij hun beroepsuitoefening maar niet wenst afgerekend te worden: onderwijsinspecteurs kunnen vaak nauwelijks voorspellen wat bij benadering de beroepsmatige doelstellingen zijn van het volk waarop zij kwaliteitscontrolerend horen toe te zien. Hun oordeel wordt niet zelden weggelachen. Het is dan ook niet verrassend dat volstrekt onduidelijk is welke beroepsvaardigheden zoal wenselijk zijn voor onderwijsgevenden. Dus ook wie je nou eigenlijk ‘bevoegd’ acht en of zo iemand wel reëel existeert op de ontstellend krappe arbeidsmarkt. De Inspectie spreekt bondig van een zowel kwantitatief als kwalitatief tekort.
Vraag is nu of we hier met een recent-dramatische ontwikkeling van doen hebben of dat het ons ook wel schort aan zicht op de historische continuïteit van het fenomeen: is het misschien wel van alle tijden? Je zou eigenlijk een teletijdmachine moeten hebben voor een valide terugblik. Uw auteur zet hier een eerste stap middels een speurtocht door zijn eigen geheugen.
Overigens zou zo’n teletijdmachine tegelijk  ook een reis naar de toekomst mogelijk maken: gaan de kleindkids dadelijk allemaal topscores halen op talent dankzij kunstmatige onderwijskundige intelligentie? Of is juist het tegendeel waarschijnlijk: weerhoudt dat soort intelligentie hen van de meest basale en banale cognitieve ontwikkeling? Herkennen ze straks tussen alle futuristische driedimensionele communicatie door überhaupt nog hun eigen leerkrachten? En welke klussen resten voor die leerkrachten? Wordt het voortaan hierzo strikte disciplinering onder prestatiedwang en daarzo voorzichtige mentale coaching terwijl overvloedige onderwijsinhouden ongecontroleerd in vreemde talen van verre komen? Hoe gaat modern standenonderwijs er straks uitzien?

Voortgezet Lager Onderwijs (VGLO)
In ´Grof geweld vanaf de lessenaar´ wordt de psyche van de onderwijzer anno ’55 ontleed (de auteur waagt zich nog niet aan recentere jaren, evenmin aan andere dan de zelf bezochte ‘lagere scholen’). Als binnenkomend eersteklasser  (de huidige groep 3) wordt hij meteen geconfronteerd met een VGLO-leerling (destijds nog gekoppeld aan de lagere school) die met de lange-lijntjes lat de trap af wordt gemept door een van de overwegend mannelijke onderwijzers die zo te zien volstrekt over de rooie is. De VGLO was een soort voorloper van het huidige praktijkonderwijs, bedoeld voor wie niet geschikt was voor iets hogers dan het allerlaagste maar desondanks – toen haast onverklaarbaar – minder dan twee keer had gedoubleerd en dus nog even tijd moest uitzitten. ULO (uitgebreid lager onderwijs) was ter plaatse het hoogst haalbare vervolgadvies, voor het VHMO (nu VWO) moest je uren in de bus of kiezen voor een priesterinternaat. Voor meisjes was er vlakbij een internaat met VWO, zij het eigenlijk alleen voor hogere kringen.
In deze echt schoolsociologische studie met een etnografisch karakter, loopt de auteur beurteling het hele onderwijsteam van de lagere school voor jongens langs. De juf van klas twee bij voorbeeld die groeiende lijstjes met namen op het bord schrijft (1 kruisje erbij betekent straks 2x) van leerlingen die ze in de pauze keurig maar fors met een liniaal over hun op de lessenaar uitgestrekte vingers zal striemen. Dat heeft ze vast zo geleerd op haar opleiding ooit, van een uit Engeland overgewaaide onderwijsvernieuwing. Leerlingen (ook ouders) noemen haar ‘d’r kuusj‘.
Het bevrijdende gezamenlijke afzien van ambitie
Een Duitstalige oud-pastoor struikelt bij binnenkomst in het lokaal (hij geeft godsdienstles, uit taalverlegenheid dan maar in het dialect) over tientallen leerlingen die voor straf inmiddels in twee rijen op hun knieën voor de klas zitten, sommige dichtbij de loeiende kolenkachel. Ze vormen haast de helft van de ruim veertig leerlingen tellende combinatieklas, geleid door de kettingrokende onderwijzer die ze ‘d’r bukkem‘ noemen. Tientallen keren moeten alle tafeltjes van vermenigvuldiging thuis worden uitgeschreven als strafwerk wanneer het automatiseren niet meteen lukt en de verwachtingen nog niet tot het absolute vriespunt zijn gedaald. Veel ouders herbeleven daarbij ongetwijfeld hun eigen falen van destijds en sluiten nu een privaat solidariteitsverbond met hun jongelui van sippe-gewijze laagpresteerders contra school, het levenslang bevrijdende gezamenlijke afzien van schoolse ambitie.
Oorvijgen voor zwakpresteerders
Dan is er de hoofdmeester die ook al lesgaf toen ‘d’r pap’ hier nog als leerling soms zijn viool mocht meebrengen.  Terugmarcherend uit de kerk na de zoveelste klassikaal verplichte begrafenisdienst voor whoever roept hij zijn soldatesk opgestelde leerlingen selectief bij naam. Die moeten een stap naar voren doen op het schoolplein (met aan de overkant de meterslange stinkende zinken pisgoot, in de winter bevroren, slechts vanaf de achterkant overdekt; tegenwoordig is vooral de al dan niet aanwezigheid van zeep op het toilet schoolonderscheidend) en zich nu in de voorste rij gereed houden voor een loei van een seriegewijs uitgedeelde stevige oorvijg. De afstraffing volgt op geconstateerde misdragingen tijdens de kerkdienst zojuist, vooralsnog de voor deze schooljongens hoogste zonde. Enkele jaargroepen later valt vooral de raamrij op, waar dagelijks pedagogisch bedoelde klappen worden uitgedeeld aan de zwakpresteerders van de klassen 5 en 6 (de huidige groepen 7 en 8). Het klasregime is kennelijk ook weer niet voor alle leerlingen gelijk; aan de overkant van de klas oefenen leerlingen met sympathieke leerkrachtondersteuning voor hun toelatingsexamen hbs/gym.
Deze case-study handelt dus eigenlijk over klasse-management en de bijbehorende basisvaardigheden van het onderwijzend personeel. Jacob Kounin kwam pas weer in 1970 met het een volgende, modernere oplossing. Was het niet net daarvoor nog Mollenhauer dan wel Combe die de wezenlijk twijfelachtige publieke status beschreef van onderwijzers als volwassenen die dagelijks beroepshalve kleine kinderen slaan?
Anti-autoritaire misbruikschandalen
Klasgenootjes verraden, dat hoorde er destijds natuurlijk bij: ” Iesj sjies diesj aa, ich sjies diesj aa, doe has dieng ôpjave nit jemaat. Huits doe dieng opjaaf jemaat, hejje vuur ’t d’r lierer nit jezaat …” (“Had jij je huiswerk maar gemaakt, hadden wij het de meester niet verteld.”) Heel het lokale volk zong dat met carnaval: allemaal kleine Helfer der Volkspolizei. Dat krijg je van een autoritaire opvoeding legde later Mitscherlich uit in zijn analyse van de tot fascisme geneigde persoonlijkheid: de slachtoffers van fysiek geweld worden weer net zo. De uit Amerika terugkerende leiding van de gevluchte Frankfurter Schule suggereerde in ’45 nog even om dan maar de hele opvoedende Duitse generatie ouders juist voor dat opvoeden ongeschikt te verklaren,  om zo oorlogsherhaling te voorkomen. Ter vermijding van in aanleg autoritaire persoonlijkheden zou volgens hen een hele volgende generatie jongelui naar verlichte kostscholen moeten. Een gelukkig door velen niet opgevolgd advies, zo leren we nu van de misbruikschandalen op de vrije Waldorfschulen. Klasmanagement is vandaag de dag nog steeds hoofdprobleem 1 voor menig beroepspedagoog. Zojuist meldt de BBC dat moeilijke leerlingen soms wekenlang vast worden gezet in de isolation booths die eigenlijk bedoeld zijn voor leerlingen-met-een-vlekje die even in stilte op pad moeten worden geholpen. Kleinzoon heeft het beter getroffen met louter juffen: hij moet bij wangedrag op ‘het foute plekje’ tot inkeer zien te komen. Onderwijispsycholoog De Winter (ja Mischa, jij moet straks ook maar even meekijken) zoekt de oplossing in ‘autoritatieve opvoeding’: redelijke grenzen stellen, uitleg geven, begrip tonen en al die dingen doen met gezag, ontleend aan Diana Baumrind. Nou vreest uw auteur toch dat die onderwijzers van een eeuw geleden ook ooit met goede bedoelingen waren gestart. Tja, hmm.
(juli2017)

Terug naar het publicatie overzicht