Naar een geslachtsadequate betiteling voor ‘feminist(es)(en)(**)’

Taal is meer dan een communicatiemiddel. Zonder taal is het moeilijk om een voorwerp te ‘kennen’ en het erover te hebben: waar is het voor, wat kun je nog meer mee, van wie is het, hoe maak je het en mag ik er ook zo een? Procedures en ideeën zijn al helemaal ondenkbaar zonder taal. Omgekeerd is taal ook een machtsmiddel: geef een fenomeen een naam en haast meteen grens je het af, plakt er een waardering op, geeft het een plekje. Verandert daarin iets, dan heeft dat meteen ook weer talig zijn weerslag. En omgekeerd.
Een van de grootste, maar zelden als zodanig herkende omwentelingen van deze tijd is de geleidelijke gelijkstelling van man en vrouw. Die gelijkstelling is er de afgelopen 40.000 jaar niet van gekomen, maar nu de randvoorwaarden gunstig zijn, zet ze door, onhoudbaar. Talige veranderingen zetten daarbij de lijn uit voor wat wel en niet wenselijk wordt bevonden, meteen al, bij nader inzien of toch maar beter voorlopig niet of dan maar nooit.
Aandacht dus voor taalverschijnselen die de geleidelijke gelijkstelling sturen en begeleiden.

De oh zo makkelijk foute man
Ooit voelde de auteur zich waarlijk overcompleet in een Berlijns academisch conferentiezaaltje waar een feministisch sociologe zojuist liet weten dat de fysieke aanwezigheid van mannen haar empfindlich in de weg zat bij het toelichten van haar these dat pedagog(inn)(en) pas echt volwaardig kunnen opereren als zij ook persoonlijk ervaring hebben met het moederschap: wie niet zelf kinderen heeft gebaard en opgevoed, kan per definitie nooit volwaardig pedago(o)g(in) wezen. Met veel tussenhaaks geplaatste woorduitgangen wordt in die kringen het bewustzijn overeind gehouden dat het wel steeds om enerzijds vrouwen en pas anderzijds om mannen handelt, Klar?
Hoe kunnen wij, oh zo makkelijk foute mannen, voorkomen dat wij nog weer ooit de domme zet begaan om ons ermee te bemoeien als vrouwen hun academisch-feminiene gedachtegoed juist willen aanscherpen, al helemaal tussen louter seksegenoten? En hoeveel seksen zijn er wel niet? Dat wordt de therapeutische Nutzen in deze zelfkritische mannendemontage.
Traditioneel vrouwelijke inhouden herwaarderen
Het was niet voor het eerst dat de auteur opmerkzaam werd gemaakt op de onnozele misplaatstheid van zijn naïeve engagement in de ambivalente problematiek van achterstanden die vrouwen traditioneel (vooral volgens mannen) zouden oplopen door een nadrukkelijk sekse-gedifferentieerd onderwijsbestel. Bij tientallen – op destijdse instigatie van de VVAO (de vereniging van academisch opgeleide vrouwen) georganiseerde – discussieavonden zat vaak op de eerste rij een (alleen de eerste keer vreedzaam lijkende) breiende jongedame. Zij kwam (naar later bleek: stelselmatig) ongevraagd in actie wanneer de auteur de vakkenpakket-invoering in het voortgezet onderwijs (‘Mammoetwet’) toelichtte. Die was een uitvloeisel van de ineenvoeging van voorheen typische jongens- en meisjes-schooltypen. Sinds de middelbare meisjesschool (MMS) in het nu nieuwe HAVO ook opengesteld was voor jongens (die tot dan toe geen middelbaar onderwijs kenden behalve de Handelsdagschool) werden daar voortaan ook B-vakken aangeboden. Meiden kozen daarop in deze nieuwe coëducatie (tot verdriet van politici als Haya van Someren-Downer en Nell Ginjaar-Maas) vooral ‘pretpakketten’. Zo werd de oude sekse-ongelijkheid volgens hen toch weer bevestigd, die tegelijk verklaarde hoezo er ongelijke beloning op zou volgen. De nog veel minder kansrijke arbeidersdochters werden op hun beurt in het (landbouw)huishoudonderwijs blij gemaakt met op de arbeidsmarkt waardeloze diploma’s, aldus Man-Vrouw-Maatschappij.
Nieuwe mannennormen in het emancipatiemodel?
Ans Bakker, de destijds onvermoeibare voorzitster van ‘Marie, word wijzer!’ trachtte meisjes van zulke rolbevestigende keuzen te weerhouden: ze riepen immers hun eigen achterstelling over zich af. Ans werd – ongevraagd en niet helemaal belangeloos – gesteund door Shell, naarstig op zoek naar zeldzame B-vakkers, nu ook van vrouwelijke kunne. SAAB – een toen met name bij tandartsen en hun statusgelijken populair automerk – zag het al wel zitten om in hun garages juist vrouwelijke monteurs aan de slag te zien, althans in gedachte.
Net zodra de auteur dan dus bij dat deel van zijn voordracht kwam, rees de breister uit de eerste rij overeind om de zaal voor te houden dat hier een mannennorm dreigde te worden opgelegd aan komende generaties vrouwen, ten koste van vaardigheden en voorkeuren die eerst maar eens maatschappelijke opwaardering verdienden. Eigenheden dus die vrouwen van oudsher gewaardeerd wisten in hun eigen, alleen op hen gerichte meisjesonderwijs. Aha! Herken de fout: man voor de zaal!
Liever opwaarderen of juist schijnwaardering ontlarven?
Diezelfde discussie heeft ook een rol gespeeld bij de KEN-ML (voorganger van de huidige SP) rondom het antagonistische potentieel van de gezinscultuur van de arbeidersklasse en ook bij ‘de Koninklijke’ (de vereniging van gymleraren), die van coëducatie een halvering van hun lesurenaantal vreesden. Taalleraren raakten zelfs in zak en as door dat mannenmodel. Affiches werden opgehangen in schoolhallen: ‘Kies exact, dan weet je zeker dat je zakt’. Vandaag zijn profiel- en pakketkeuze nog steeds zeer seksetypisch, ze volgen op de aanhoudend significant lagere rekenprestaties van meisjes eind basisschool (de lagere verwachtingen hebben dan al hun verdummende werk gedaan) en ze voorafschaduwen nog steeds ongelijke beloning verderop. Thalita Stam laat recentelijk nog weer zien hoe waardeloos de laagste opleidingsniveaus van meisjes tegenwoordig (zeg maar: nog steeds) uitpakken als je naar hun latere betaling kijkt in ‘What a girl wants‘.
Eelten ellebogen en tussengeslachtelijken
Zorgvuldig speurwerk in de vrouwenstudies laat overigens zien dat zij al tienduizenden jaren neigen tot vegetarisch eten. Misschien is daarmee het sluimerende vermoeden bevestigd dat zij puur van nature al dichter bij de milieubewuste Gutmensch staan. Maar ook dit hangt nog: misschien ook vreesden zij al prehistorisch de eelten ellebogen van hun foute mannen bij de vleespotten.
Duitse doordenkers zien nu pas de principiële fout in van het steeds weer Lehrer/innen of Autor(in)(nen)(en) schrijven, wat immers nog steeds alle geslachtelijke tussenvarianten buitensluit. Hun nieuwste reparatievoorstel: ter wille van de tussengeslachtelijken (of ‘no-binairen’) een sterretje of underscore toevoegen, zo van ‘Lehrer/innen/*’ of ‘Autor(in)(nen)(en)(*)‘. Representanten van het goedmoedige Duitstalige deel van België, officieel ook lid van de Duitse taalcommissie, stellen voor om daar toch even mee te wachten: ze willen eerst wel eens horen hoe zo’n verdere diversificatie in de praktijk uitgesproken gaat worden.
De thuistaal van de auteur kent vanouds slechts mansluuj en vrawluuj. Bedoelen de Repuariërs allebei, zeggen ze alleen ‘luuj‘.
(Febr’19)

Terug naar het publicatie overzicht