In ‘Net niet zalig verklaard‘ (een wel erg verlaat in memoriam, steunend op een dramatisch verbleekt en grotendeels verdrongen geheugen) pogen vele familieleden mamma Martha gezond te bidden. Een kankergezwel aan haar dijbeen wordt wel heel fors bestraald in het ziekenhuis van Heerlen. Ze vreest terecht haar eigen einde, na het zojuist nog intens begeleide ziekbed van zowel haar eigen als haar schoonmoeder, ook al kankerslachtoffers. Haar broertje, oom Carel maakt een dappere noveen naar De Sterre der Zee in Maastricht, waar hij op de koffie bij zijn schoonzusje niet durft te gaan zitten, bang dat hij dan niet meer verder kan. Broer Giel kostert luidkeels Jezus en vooral Maria haast vloekend het vuur na aan de schenen, met achter zich zijn neefjes, knielend op de altaartrappen.
De nonnen van het Heerlense ziekenhuis zetten de beide zoontjes op het spoor van hun overleden baas, de dorpsarts Frans de Wever: mocht op diens voorspraak een ongeneeslijk zieke op voorbede van deze dorpsjongetjes worden gered, dan is er een heus dossier voor zijn Roomse zaligverklaring! Het wil niet baten, het één noch het ander.
Broer Hein doneert ‘voor studie van de jongens’, het oudste zoontje verzamelt voor de hemelse zekerheid tig volle aflaten en vraagt zich in gemoede af wat zijn moeder moet hebben misdaan, dat één niet zou volstaan. Zus Trees krijgt tijdelijk twee zoontjes die ze liefdevol koestert, zussen Truus en Maria struinen hun omgeving af op zoek naar een nieuwe moeder; dat alles hadden ze zus Martha immers beloofd.
Lena treedt aan voor een klus die de begeleiding eiste, die uitbleef. Retroactive jealousy, zo zou de min of meer naar Martha vernoemde kleindochter nu denkelijk professioneel diagnosticeren, resulteerde al kort nadien in onbesproken distantie tot die eerst nog zo nauwe familie. ‘Noe nit kriesje’ meende vader Leo.
Alledaagse trauma’s.
