Of: hoe het klimaatvriendelijke en levensfase-bestendige huis plots een schuilkelder ontbeert
Opmerkelijk veel senioren in de filosofische nascholing
Vijfenzestigplussers, toenemend zes- of zevenenzestigplussers, komen in hun zowat laatste Lebensabschnitt eindelijk toe aan ‘het Zwitserleven-gevoel’. Hoe ze die fase dan praktisch invullen, varieert: ook hier geldt immers La Différence (cf. Pierre Bourdieu over hoe elke sociale categorie zich onderscheidt van al wie ze liever niet zijn). Sommige senioren, vaak al levenslang sociaal-economisch geprivilegieerd (hoewel sommigen er juist prat op gaan, van gedepriveerde afkomst te zijn) kiezen er dan voor, alsnog en ‘nu eindelijk’ college filosofie te gaan lopen; dat lijkt hen verrijkend, verheffend, en ook wel statusverhogend.
Zo belanden Zuid-Limburgse, min of meer intellectuele bejaarden (onder wie ook uw auteur) bij de vaak Engelstalige collegereeksen van het Maastrichtse Studium Generale of eigenlijk bij de onverzettelijk doorzettende, filosofisch uitermate belezen en hartstikke beminnelijke René Gabriëls die daar in een vaste wekelijkse routine ’s avonds en dat al sinds jaar en dag, allerlei filosofische collegereeksen verzorgt. Met soms ook een vleugje plat-Mestreechs.
Eigenlijk komt die filosofie voor de ruim vertegenwoordigde bejaarden te laat, al kan het helpen bij een slordig-kritische terugblik op een voorbij en steeds verder vervagend beroepsleven of andere levensvervulling. Er volgt gelukkig geen examen, wel is er een aanwezigheids-certificaat. Ook dat is eigenlijk voor die senioren niet meer van interesse, daarentegen wel voor enkele jonge, vaak buitenlandse studenten die straks op hun cv willen melden, ooit filosofie te hebben gestudeerd (nou ja, ze waren er dus wel vaak bij) in het, tegen hun werkzame tijd waarschijnlijk verre, Maastrichtse buitenland. Zo’n certificaat loont voor ouden-van-dagen nauwelijks, hoewel, misschien helpt het even nog om naar partner, buren en kids het intellectuele imago op te houden: kijk hoe ‘bij’ ze nog zijn, niks nog van stilaan imploderende hersenbrij.
Leren van wereldverbeteraars
Gabriëls’ collegereeksen gaan voornamelijk over het gedachtegoed van overleden West-Europeanen met niet zelden steenrijke ouders en anders wel academische salarissen. Zij dachten Zeitbedingt, Verhältnissebedingt en Sozialbedingt na over de samenhang der dingen, liefst ook nog over mogelijkheden tot emanzipatorische Weltverbesserung. Mits natuurlijk, zij daarvan ook verslag deden en wel schriftelijk. Diep zitten nadenken op een almaar heen en weer rijdende tractor of tijdens het eindeloze graven van kabelsleuven, zonder schriftelijk neerslag van aldus verworven inzichten in boekvorm, dat telt niet voor filosofie.
Een nadrukkelijke voorkeur heeft Gabriëls voor de Frankfurters, verbonden aan het nu bijna honderdjarige Institut für Sozialforschung en natuurlijk ook voor al degenen, die naar hen verwijzen of die zich op hun Kritische Gesellschaftslehre beroepen. (Van hieruit ligt Frankfurt zeker zo dichtbij als Leiden en leest het Duits wel zo makkelijk; voor veel van de jongere toehoorders is het de moedertaal, nu gepresenteerd in het Engels.) Een Franse socioloog typeerde het filosofische volkje kernachtig: het zijn lieden die beroepshalve laten zien dat al wat de mens denkt in volle individuele vrijheid zelf te hebben besloten of gekozen, feitelijk lang vooraf en zonder veel informatie over wie het betreft, al hoogst voorspelbaar was, terwijl, omgekeerd, al wat diezelfde mens onvermijdelijk of onontkoombaar acht, feitelijk ook best heel anders ingevuld kan worden, liefst beter en verstandiger. De mens moet, zo luidt in datzelfde perspectief de opdracht, zich uit alle dwang en drift losmaken, zich bevrijden en zo tot volle, vrije wasdom komen; waarna hij zich vervolgens wel moet schikken in een vrij strenge hogere moraal, zeg maar die van de geëmancipeerde Gutmensch. En beide opdrachten gelden voor allen, niet alleen voor die geprivilegieerde elite.
Verliest Hegels Geist het uiteindelijk toch van Schopenhauers Wille?
Intussen zijn er wel grenzen aan wat er tijdens die filosofiecolleges mag worden verteld: je hoort immers als universitair docent bij je studenten geen depressieve gedachten te wekken, toch? En daar zit dus onze belezen filosoof al net zo klem als menig docerende bioloog of politicoloog: het actuele amalgaam aan maatschappelijk bedreigende en teleurstellende ontwikkelingen werpt ze allemaal, inclusief onze Gabriëls – zo gaf hij zijn gehoor onlangs in alle treurnis mee – compleet uit de doorgaans principieel-optimistische koers. Ook René ziet het toenemend duister in voor ons aller toekomst: immers, waar dan wel manifesteert zich de zojuist nog veronderstelde selbstdurchsetzende historische verbeteringskracht in de geschiedenis der mensheid? Is die veronderstelde emanciperende en bevrijdende Wirkung er eigenlijk nog? Of laat der Geist het afweten doordat juist onze zoogdierlijk-hormonale drang en dwang samen met die van bacteriën, microben en die van heel die klonter Moeder Aarde, kortom der Wille uitermate succesvol tegenstuurt? Was de toch zo vaak bezworen letzte Hoffnung dan altijd al niets dan filosofische zelfmisleiding, een kinderachtig surrogaat voor het zojuist nog met veel bravoure afgeworpen religieuze houvast?
Als u hier even de draad mist, ook na herlezing, moeten we toch kort de filosofische diepte in. Heel kort.
Over wat gaat het dan eigenlijk bij die filosofie?
We ontkomen er niet aan, kort aan te stippen, waar die filosofiecolleges zoal over gaan. Het gaat in ieder geval niet over de revolutionaire vooruitgang die kleermakers maakten bij de uitvinding van het kruis in de pantalon. Ook niet over huis-en-tuin-technieken om voedsel over de winter te bewaren zonder koelkast, of hoe je een zinvolle bijdrage kunt leveren in het moderne reparatiecafé of bij de voedselbank.
Nee, de vraagstellingen zijn juist niet alledaags-praktisch gericht, ze zijn eerder hoogstaand en verheven, zonder onmiddellijk en tastbaar nut. Wel staan ze in zekere zin in relatie tot elkaar, er is een zekere samenhang, ze bouwen op elkaar voort of juist expliciet niet, bij voorkeur grijpen ze terug op oude Grieken en de wijze waarop die alweer duizenden jaren geleden dachten dat mensen zich een beeld vormden van, of geleid werden door hun toentertijdse werkelijkheid en zich daar vervolgens min of meer naar gedroegen en wat dat gedrag naar hun gevoelen had moeten bewirken.
Het zijn dus hoegenaamd diepzinnige vragen van in wezen een over eeuwen en landgrenzen heen opererende culturele incrowd, zij het met uitsluiting van al wat filosofisch-inhoudelijk verwante Chinezen, Indiërs, Ghanezen of Azteken, laat staan analfabete Germanen mogelijk ooit zelf hebben bedacht; hun gedachtegoed ligt, als het al ergens ligt, ver achter de – in dit geval Maastrichtse – horizon.
Je zou het dus, cynisch bezien, ook allemaal wel een hobby kunnen noemen van de westerse ‘luxurierende Oberschicht’, met dien verstande dat je er toch behoorlijk gestresst van kunt raken, depri zelfs en het kan je tot fatale gedachtegangen aanzetten. Of zelfs tot legitimaties voor allerlei kwaadwillends.
Waarover het wel gaat? Zijn de dingen en gebeurtenissen die wij zien of ervaren, werkelijk zoals wij ze menen te zien? Is er meer nog dan dat misschien of maken we ons dat maar wijs en hoe zeker weten we dat dan weer? Zien of ervaren wij alles hetzelfde, wanneer wel en wanneer niet, helpt onze taal daarbij of misleidt ze ons, zet het ons aan tot actie en wat is daarvan dan het vermeende doel of nut en als dat doel onverhoopt niet wordt gerealiseerd, waarom niet? Is het nu anders dan voorheen, zit er lijn in, vooruitgang zelfs en schept dat hoop of maakt het juist zwaarmoedig? Word je er een beter mens van en je omgeving ook, of valt ook dat weer tegen en maakt het sowieso en überhaupt niet uit?
Korter dan dit, is de onderwezen filosofie eigenlijk niet te omschrijven. Natuurlijk kun en moet je het hele vragenbatterij herhalen vanuit invalshoeken als democratie, slavernij en man-vrouw verhoudingen, vanuit het oogpunt van Verdinglichung of Verfremdung, Sublimierung, Konsum, Besitz, Macht en niet te vergeten Kunst en Karneval.
Lijkt actueel de kans op Jezus´ wederkomst groter dan die op historische vooruitgang?
Waren de Frankfurters al ver voor de vorige wereldoorlog ervan overtuigd dat de mensheid weinig geschikt is voor een vreedzaam en welvarend samenleven, de ervaring dat in hun cultuurrijke land de industriële vernietiging van een compleet volk werd bedacht en grotendeels ook werd uitgevoerd, dat vergde wel aanpassingen van de theorie. Dacht een enkeling eerst nog aan het ongeschikt verklaren van alle Duitse ouders voor de opvoeding van hun kinderen, Aufklärung en emanzipatorische Sozialisation wonnen het toch als denkbare principes voor een verbeterd toekomstrecept.
Maar toen waren daar dus opeens Trump, Musk en Poetin, waren er internationale democratische meerderheden voor autoritaire en onverdraagzame leiders, massamedia die het zelfdenkende volk eindelijk stem gaven, weliswaar richting onzin en massaconsumptie en weg van solidariteit en invoelingsvermogen, dwongen wetten van kapitaalvlucht en belastingvermijding elke statelijke overheid en democratische besluitvorming op de knieën, nam moeder aarde vreselijk wraak vanwege de onbedoelde bijwerkingen van industriële vooruitgang en vernuft, bedreigden nieuwe virussen en bacteriën al wie vrijgevochten het avontuur of simpelweg de zon en buitenlucht opzocht en vond de wetenschap technieken uit die de grenzen vervagen tussen brave werkelijkheid en kwaadwillig gemanipuleerde, maar niet als zodanig herkenbare en wel zo misleidende fantasie.
Al wat zojuist nog aan receptuur voor de Gutmensch was bedacht, lijkt tegen die achtergrond van marginaal belang en het duurzaam geconstrueerde, energie-arme en levensfase-bestendige recyclebare huis blijkt dus opeens geen schuilkelder te hebben voor het steeds waarschijnlijkere geval-dat.
Verzin hier nou maar een geruststellende filosofische interpretatie bij met verstandig beredeneerde Zuversicht die een collegezaal vol jongelui en ouden-van-dagen weghoudt van depressies en misère.
Uitzichtloze bescheidenheid en pragmatisch-realistische Gesellschaftslehre
Nou moet u weten dat de Maastrichtse filosofiedocent met uw auteur gemeenschappelijk heeft, ‘achtenzestiger’ te zijn (geweest). Dat is een nu uitstervende of in ieder geval toenemend fysiek mankerende generatie die zich ooit wentelde in een mix van hippisch vertier in bevrijdende bewustzijnssferen, Zuid-Afrikaanse bevrijdingsactie, krentenuitdelend provodom, anti-Vietnam beweging, de kraakbeweging, het kapitalismeverzet van de Rote Armee Fraktion, leefcommunes, MAO’s rode boekje en het geëxperimenteer van de Tweede Feministische Golf. Vrijwel al die twintigse-eeuwse revolutionaire Ansätze waren bij nader inzien doordrenkt van wezenlijk optimisme: als het toch waarlijk zou lukken, dan zou de wereld er echt vrolijker op worden, onthecht en bevrijd.
Wat je nu im Nanchhinein moet concluderen, is dat al die cultuurtjes minstens zo doordrenkt waren van naïveteit; er is uiteindelijk niet veel positiefs over te melden, tenzij u op ouderwetse wijze en avant-la-lettre nog 68-woke bent.
Wat nu, vraagt u, is het verband van al die teleurstelling met de filosofische nascholing? Wel, die nascholing gaat misschien wel op een cruciaal punt mank. Je mist eigenlijk het herstel van het middeleeuws-zwaarmoedige inzicht dat het op dit ondermaanse in wezen nooit beter zal worden, dat altijd weer een volgende onverwachte persoonlijke of gezamenlijke ramp essentieel onderdeel is van het bestaan. Dat elk grassprietje hoopt zaad te zullen zetten, maar zelfs als dat al lukt, uiteindelijk weg zal kwijnen. Dat het groeiend inzicht in bij voorbeeld het belang van onze zoogdierlijke hormoonhuishouding grenzen stelt aan wat we van onszelf, onze buurman, van vreemd volk en van onze, door medemensen geleide instituties mogen verwachten of moeten bevrezen. Misschien zou dat inzicht ons allen beter bewapenen tegen wat ons zoal te wachten staat. Misschien had het ons, achtenzestigers volwassener gemaakt, verstandiger en had het ons bevrijd van valse hoop. Misschien hadden we beter geweten, wat te doen en wat daarvan te verwachten. Haalbare wereldverbetering steunend op cynische realiteitszin.
Het is natuurlijk maar een suggestie van een ongelovige amateurfilosoof, maar misschien is ze wel zo bevrijdend. Respecteer in de mensensoort ook zijn onvermijdelijke zoogdierenstatus en -chemie, en stel tegenover alle vooruitgangsfilosofieën de volkse wijsheid van ‘de wet van behoud van ellende’. Leren leven met eindeloos veel inconsistenties en dilemma’s, telkens hooguit te pareren met tijdelijke, ambivalente en halbherzige compromissen. Sociaalfilosofisch wel zo verantwoord en op zijn minst meer wokeproof.
Dec24
Terug naar het publicatie overzicht