Het geloof in een hiernamaals kan vooral terecht-verdrietige mensen grote troost bieden. Hoe het er daar dan zal uitzien, of je er wel door de wierookdampen heen kunt zien, of het wel toegankelijk is voor vrouwen en huisdieren of dat er juist een heel apart type jongedames ruimschoots ter beschikking staat, wat je je moet voorstellen bij een volmaakt lichaam dat je daar schijnt te hebben en of het gebouw wel groot genoeg is om allen te herbergen, ja er zijn flink wat koortsdromen en buitenaardse berichten nodig om op zulke vragen een overtuigend antwoord te kunnen geven.
We gaan te rade bij iemand die als geen ander ‘al tijdens zijn leven’ leerde om in zijn omgeving de hoop levend te houden, dwars tegen alle verdrietige rampspoed in en die zich nu genoodzaakt ziet om ook in het hiernamaals de moed erin te houden. Of hij dat ‘in eeuwigheid’ zal volhouden?
Eeuwigdurende aanpassingsproblemen pareren
In ‘Overdreven heilsverwachtingen’ her-ontdekt de auteur bij een van zijn hemelvaarten, zijn nauwe zielsverwantschap met Jacob, der Lügner. Die blijkt zich op advies van zijn geestesvader Jurek Becker als vrijwilliger te hebben gemeld voor de zeer moeizame en tijdrovende inburgering van nieuwe hemelbewoners. Ondanks dat Jacob slechts een geesteskind is van de auteur Jurek, is ook hij zelf tot de hemel toegelaten, zeker ook vanwege zijn bovenmenselijke geestelijke dienstbaarheid. ‘Aanpassingsproblemen hebben de nieuwkomers hier voornamelijk, heel anders wil ik het ook per se niet benoemen. Dat suggereert enig perspectief en dat wil ik ze ook zo lang mogelijk als optimistische boodschap meegeven.’
Een troostgevend apocalyptisch ordeherstel
De onvolkomenheden en teleurstellingen die ‘hen die ons reeds voorgingen’ hier bij de vleet wachten, tracht Jacob te ondervangen door optimistische nieuwsberichten waarbij hij noodgedwongen terugvalt op zijn eigen fantasie. Dat is – geeft hij toe – ook alles wat hem nog blijft. Die berichten zegt hij dan vervolgens te ontlenen aan een stiekem meegesmokkelde handy, die eigenlijk bij binnenkomst had moeten worden ingeleverd bij het Bureau van Sint Petrus. Vooral Jacobs meldingen over hele heerscharen van engelen die langzaam naderen voor een apocalyptisch herstel van de hemelse orde, zijn de nieuwe zielen vaak enige tijd tot troost. Wie er al langer zit, vermoedt wel beter.
Geen handy, geen wifi, dan maar koortsdromen
De waarheid, zo bekent Jacob fluisterend, is dat de Leiding hier niet eens wifi toelaat. Zelfs als hij werkelijk een handy mee had, zou dat dus niet baten. Hij overweegt straks zijn toevlucht te gaan nemen tot het verzinnen van nachtelijke ijldromen over engelenbezoek: dat zou zijn tijdingen wel aannemelijker maken, bovendien is zoiets voor derden gelukkig per definitie niet controleerbaar. Helemaal zitten ziet hij dat nog niet: “Je zal toch daadwerkelijk nachtelijk bezoek krijgen van zo’n dwaze aartsengel die je van je mannelijkheid meent te moeten beroven ter wille van je heiligheid.”
‘Weet je, ook hier sterft de hoop het laatst’ weet Jacob, ‘die hou ik dus maar zo lang mogelijk levend. Maar eeuwig red ik dat natuurlijk niet.‘ Hij heeft er rijkelijk ervaring mee, sinds hij – destijds al net zo zeer toenemend tegen beter weten in – probeerde om zijn Joodse lotgenoten in het Poolse ghetto de nadering van Russische bevrijders voor te spiegelen. Tot hij ook dat niet meer hield.
Aandoenlijke zielsverwanten
Universiteiten willen ervoor uitkijken, hun studenten niet al te zeer aan te zetten tot depressieve levenshoudingen. René Gabriëls, zelf eeuwigdurend-hoopgevend filosofiedocent bij het jaarlijkse Studium Generale in Maastricht, weet zich diep verwant met ‘Schopy‘ (Schopenhauer) wiens essentieel-pessimistische visie op het menselijk bestaan nogal dwars staat op Hegels naïef-optimistisch vermoeden van een positieve culturele Werdegang, de zich geleidelijk realiserende Geist. Zo werken René en Jacob ieder op een voor uw auteur opmerkelijk analoge wijze – beide in hun hart toch zwartgallige realisten – naar buiten toe opbeurend en zijn zo dus op hun beurt ook weer aandoenlijke zielsverwanten.
Uw interviewer neemt het risico en hanteert nog eens kort de insulinepen om wat langer bij de hem zo sympathieke hemelse romanheld te blijven. In het verhalend verslag van dit hemelpoort-interview plant hij straks twee hoogst dramatische alternatieve slothoofdstukken, waaruit de lezer dan zelf – uiteraard pas na lezing van beide – kan kiezen. Positief aflopen doen ze natuurlijk allebei niet, Jurek Becker eendachtig.
(april2016/nov22)