Dat de schepping lang nog niet af is, nog lang niet volmaakt, dat was maar liefst de officiële leer waarvan godsdienstleraren bij hun eerste entree al meteen melding maakten. De alledaagse werkelijkheid viel, zeker als het even tegen zat, niet te verdedigen, zo wisten zij uit ervaring en die valkuil wilden ze dus ook vermijden. Hulp was juist geboden om Gods gebrekkige schepping te vervolmaken. Een bisschoppelijke ridderslag moest de pubers onder geloofsgenoten ertoe aanzetten, de Schepper daartoe bij te staan. De opdracht kwam erop neer dat je zieltjes kon winnen door het goede voorbeeld te geven, dat je bij elke tegenslag de schuld moest zoeken bij je zondige en foute zelf en dat je daarvoor dan boete moest doen. Caritas richting de armen, dat ook, die zich dan wel moesten oprichten en ook God moesten leren dienen, om te beginnen op de slecht betalende arbeidsmarkt.
Later, bij de Marxisme-cursus van Politeia, werd daarentegen duidelijk dat het er juist op aan kwam, het laat-kapitalisme om zeep te helpen. “Desnoods zullen we de laatste kapitalist uit zijn bungalow moeten schieten” hield een radikale Surinamer ons voor. Behalve dat die opdracht al evenmin wilde overtuigen, waren er gelukkig ook geen geweren, althans niet hier, ginds bij Bouterse ging het dus wel flink mis met die nieuwste geloofsgenoten.
Wat dan wel hoort ons levensideaal te zijn? We gaan nog een mogelijk laatste maal op zoek naar een aanvaardbare heilsboodschap met perspectief, dit keer geïnspireerd door de wereld van de film, de Coen-brothers en Seizoen drie van Fargo.
Onzichtbare weelde, niet rijkdom
Zijn wij niet allen rijk? Of anders wel: kunnen we het niet allemaal worden? Eindelijk een einde aan de armoede, dat moet de hier aangekondigde sociaaldemocratische beleidsstudie praktisch naderbij brengen. Te zijner tijd dan.
Niet zoveel mogelijk geld verzamelen, maar wealth, weelde, pas dat is rijkdom. Zo legt David Thewlis ons dat uit als de gebroeders Coen hem daartoe de kans bieden in zijn rol van V.M.Varga. En die wealth alleen is nog niet afdoende, het mag ook allemaal voor de buitenwacht niet zichtbaar worden, dat is wel zo cruciaal. Dus niet een eigen vliegtuigje bezitten, maar liefst een hele vloot en dan onder een waaier van onderscheiden firmanamen zodat het achterliggende accountantsweb verborgen blijft voor belastinggraaiende overheden en concurrenten die – al net zo ondernemend – de juridische randen zoeken. En dus toch maar een tweedehands stropdasje blijven dragen: ter misleiding, juist omdat je in de billionaire business zit.
Tja, zo ontwikkelt zich dus de waarachtige ongelijkheid, waarin een almaar kleinere, verborgen en cynische elite meer vergaart dan heel de rest samen. Het is de laatste consequentie van een pragmatisch-nihilistische levensvisie, die zich al lang bevrijd heeft van zinloos-naïef vooruitgangsgeloof, die laatste, ons nog steeds achtervolgende en misleidende postchristelijke nabrander, dat realiteitsarme principe ‘Hoffnung‘.
Een postreligieuze zoektocht naar het heil
Hoe gaat de auteur daar zelf straks mee om, met zulke onontkoombaar beproefde levenswijsheden? Hij kan er naar zijn fatsoen geen vrede mee vinden, is er zelf ook veel te onhandig voor gesocialiseerd en bovendien eigenlijk ook te oud om zo’n kansrijkere successtrategie alsnog tot de zijne te maken. Laat staan dat hij er een beleidsadvies uit kan destilleren voor zijn wel erg sterk gekrompen linkse arbeiderspartijtje. Hoe en wat dan wel?
In wat kortom een existentieel-filosofische bezinning moet worden op het actuele doel van het leven, onderneemt de auteur een moedige poging tot een rechtvaardiger en legitiemer postreligieus alternatief dat – trefzekerder dan de afgeschudde ideologische partijveren van weleer – nu wel het belang van de kleinkinderen dient. Hoe? Hij kiest juist de omgekeerde invalshoek.
Met zijn eigen familienaam als zoekterm inventariseert hij alle actuele vestigingen van wat je min of meer op wereldschaal de familie-eigen onderneming zou kunnen noemen. Zeg maar de eigen over de aardbodem uitgestrooide sippe die zich haar onderlinge verwantschap meestal al niet meer bewust is, maar dat kan dan later nog altijd worden bijgeregeld. Hij zoekt naamgenoten en vindt banketbakkers in Duitstalig Wallonië, amateurkunstenaars ergens op het dorp, ondernemende tatoeëerders en fitnessboeren op verre continenten, een kennelijk goed lopend café in Berlijn, alle onder diezelfde eigen familienaam. Nog indrukwekkender en trotser wordt de inventaris, als hij ook anderstalige transcripties van de eigen familienaam als zoekterm hanteert en zich niet langer beperkt tot nu nog levende naamgenoten. De opbrengst groeit werkelijk fenomenaal, het familiekapitaal indrukwekkend.
Zwakke en foute broeders in het eigen wereldconcern
Een vervolgstap zal nu zijn om dit grootse intercontinentale wereldconcern publiek te maken, de naamsbekendheid juist te pushen, een intens digitaal netwerk te spannen tussen alle nu nog slapende leden van de familiaire sippe en de gezamenlijk vergaarde weelde uit te drukken in ongetwijfeld overweldigende banktegoeden, zo niet in nog verdere kansen creërende concern-wide empowering. Natuurlijk zijn daarbij wel eerst enige ethisch gemotiveerde correcties op zijn plaats: er zullen sippe-leden bij zijn, die omzetten verborgen houden voor de lokale fiscus, die inkomsten halen uit de informele economie, die zich de overwaarde van andermans arbeid onverhoeds toe-eigenen of zelfs leven op de pof. Ook niet te vergeten: de correcties voor huwelijkse voorwaarden en voor uitstaande alimentaties vanwege buitenhuwelijkse toestanden. En zeker ook zal gecorrigeerd moet worden voor de totale verzameling aan geleend geld, zo niet ontvreemd geld en aan onheus verworven negatieve belastingen. Dat alles hoort straks netjes en oprecht in de uiteindelijke optel- en aftreksom te worden verdisconteerd en verantwoord.
Een voorlopige poging om ook al die mogelijke schaduwzijden te inventariseren, loopt volledig stuk. Kennelijk maakt de eigen sippe nog geen gebruik van de moderne media om hun financiële, relationele en sociaal-emotionele boeken eerlijk en vrank open te gooien en inkijk te geven in de creditkant, de zakelijke en persoonlijke schaduwzijden van al hun omhoog gejubeld ‘succes’. Wat dan, alles bij elkaar – als je al die informatie wel zou hebben – het collectieve netto geluk is achter de vele sites van het nu nog los aan elkaar hangend familieconsortium, dat valt hooguit grof te ramen.
De dreiging van een vermogensherverdeling
Het is die raming-met-de-natte-vinger die het eigen familieconcern alsnog op grote achterstand dreigt te zetten vergeleken met de onzichtbare weelde van de cynische elite. Sterker nog: het gaat de auteur vagelijk dagen dat hij het persoonlijk misschien wel duidelijk beter heeft getroffen dan zijn enorme aantallen doorsnee-naamgenoten. Dat zou wel eens akelige gevolgen kunnen hebben voor zijn spaartegoeden, mocht het nu nog onbewuste familieconsortium straks de geïnventariseerde gezamenlijke wealth onderling gelijkelijk willen herverdelen. Geen aangenaam vergezicht, toch?
Prioriteit krijgt daarom in het verdere denkwerk van uw auteur vooreerst het laatste, resumerende hoofdstuk – dat nu zelfs nog niet eens in de steigers staat – van deze existentieel-filosofische zoektocht naar een verantwoorde levensweg richting weelde voor allen. Totdat die nu nog helaas wel erg vage hoofdlijn van de afsluitende slotsom zich aan hem zelf openbaart en verstandelijk doorbreekt, tot dat moment van nieuwlinkse verlichting acht uw auteur zijn eigen denkwerk nog onvoldoende rijp voor publicatie.
P.S. De actuele schoonvader van de auteur ontkent nu al bij herhaling elk begin van verwantschap met George Armstrong Custer, die u kent van zijn last stand: de Battle of the Little Bighorn tegen zowat de laatste coalitie van indianenstammen. Als het er ooit van komt om ook de aangetrouwde wealth in de collectieve inventarisatie van de schoonfamilie op te nemen, wil schoonpa zijn familieconcern beperkt zien tot wie de naam spelt met een K en geen C; over de afsluitende s is hij minder uitgesproken.
Terug naar het publicatie overzicht