Redband University blijft katholiek – bij Gods genade

Het is altijd maar de vraag welke onderwijsinhouden je cruciaal vindt. Naast reading, writing and arithmatic (the three R´s) behoort daar veelal ook de religie toe of anders wel de maatschappijvisie of nog breder de cultuurparticipatie, zeg maar de beschaving. Kan muziek zijn of theater dan wel sport en vertier. Persoonlijkheid ontwikkelen kan ook nog een doelstelling zijn. Of kalm aan doen en niet stressen. Of juist willen excelleren. Allemaal redenen om niet zomaar ergens school te gaan. Ouders – de weinige tegendraadse uitgezonderd – willen dat de betrokken onderwijsinstelling qua identiteit overeenkomt met hoe zij zichzelf identificeren of zouden willen identificeren. Desnoods komen ze daartoe tegenwoordig dreigen bij de lessenaar.
In Nederland heeft de schoolkeuze een bijzondere historie. Ooit was ons land wettelijk gezien gereformeerd en waren katholieken bij wet achtergesteld (later alleen nog in de praktijk). Het is nooit gelukt om alle Nederlanders te bekeren tot de ware gereformeerde leer en in de zo ontstane multiculturele hopeloosheid moet u de oorsprong zien van onze wettelijke verzuiling (de ‘pacificatie’). Men had elkaar zo lang naar het leven gestaan en zwartgemaakt dat je zieke familieleden of de opvoeding van de kinderen echt niet aan de ander kon toevertrouwen. Uiteindelijk ook de geitenfokkerij niet of de kegelclub en al helemaal niet de leesbibliotheek of het filmtheater.
De aldus institutioneel gescheiden schoolgang vond aan zeg maar zuidelijk-Nederlandse kant zijn hoogtepunt in de oprichting van een Katholieke Universiteit. Daarvoor werd met vaste regelmaat in kerken gecollecteerd toen daar de vrouwen en de mannen nog strikt van elkaar gescheiden zaten in het linker- en rechterschip en de vrouwen er, zo niet een hoed dan wel een ander hoofddeksel dienden te dragen. Het voortdurende ‘Amen’ gold steeds voor beiden.
Nu heeft de paus onlangs weer laten weten dat die destijdse universiteit voortaan katholiek blijft, een corrigerende tik richting Nederlandse bisschoppen die de hoop juist al hadden opgegeven. De universiteit zelf was van haar katholieke status kennelijk nog niet zo zeker, ze distantieerde zich min of meer beleefd, wel koud en afstandelijk. Jaren daarvoor al (1985) hadden Nederlandse katholieken verstek laten gaan bij een bezoek van de toen Poolse paus aan ons land.
Sociologen spreken van ontzuiling en ontkerkelijking. De kerk en de paus houden het erop dat eenmaal katholiek gedoopt zich niet zomaar laat wegwassen. Nee hoor, ook jij niet bij je begrafenis. Tijd voor nogal wat anekdotes. Als u daar nog belangstelling en tijd voor heeft.

Emancipatiebeleid for he wrong reason

Anno 1966 en vlak daarna gingen vanuit Vaals opmerkelijk veel jongens (let wel: jongens!) richting middelbare school en daarna ook studeren. Vaals had al een lange traditie in middelbaar onderwijs voor meisjes (‘Blumenthal’), maar dat was alleen bedoeld voor buitenlandse, Frans sprekende elites. Hoezo opeens zoveel dorpse jongens, dat had uw auteur best nog een keer academisch willen uitdokteren. Zijn voorlopige these is, dat het uitdrukking was van een internationale zeldzaamheid, een waarlijk geslaagde emancipatiegolf, zij het, zo u wil for the wrong reason. Wat was het geval? Nederlandse bisschoppen hadden geconcludeerd dat het nu wel gelukt was om in dit voorheen protestantse land getalsmatig de katholieke meerderheid te veroveren, maar daarmee nog lang niet de bijbehorende macht. Dat mijnheer pastoor zo nodig thuis kwam informeren hoezo een volgende zwangerschap uitbleef en of mevrouw wat dat betreft haar huwelijkse plichten wel nakwam, dat had in termen van geboortecijfertjes al geholpen. Je kon het alleen nog niet terug vinden in de machtsverdeling: alle katholieke talent moest voortaan ook worden gecertificeerd, kortom: ‘jongens, diploma’s halen op hoog niveau, ja’. Onder meer de impliciete boodschap dat er in elke familie wel talent kon zitten (lees: een priester-kandidaat) en dat met talenten moest worden gewoekerd (herlees de talentenparabel) wezen zij het katholieke onderwijs op de noodzaak van katholieke sociale opstroom. Een opdracht waarbij zeldzaam genoeg dit keer bij alle relevante partijen de neuzen dezelfde kant op stonden: basisscholen, VO-scholen, leerkrachten, ouders, omgeving. Een voorwaar uniek pact!
Voorbereiding op hoge doorstroom
Dus bezochten bij voorbeeld in hun ruim uitgezette verzorgingsgebied rondom Heerlen en Kerkrade jaarlijks paters Franciscanen de basisscholen met de vraag, hoeveel leerlingen er klaar werden gestoomd voor hun voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (toen: hbs/gym). Daar hoorde de vraag bij of er ook in het aanbod van die basisscholen een optie zat tot voorbereiding op zulke hoge uitstroom: een apart voorgeselecteerd groepje leerlingen dus in de klassen vijf en zes die gericht oefenden op oude v.w.o.-toelatingsexamens (de ´v.h.m.o.-voorbereiding’, soms op de schoolgevel aangekondigd). Kerkrade plaatste zulke leerlingen samen in een ‘opleidingsschool’. En anders was er altijd nog de door de paters aangeboden ‘voorbereidende klas’, een soort klas 7 of zeg maar groep 9 voor herkansing, een verlenging van de basisschool in de vorm van een kopklas (officieel ‘VK’), verbonden aan hun VO-school. Het was – zo luidt dus nog steeds de these – een door alle mogelijke katholieke spelers in het veld gedragen druk richting sociale opstroom. En het heeft gewerkt (voor vakgenoten: lees John A. Coleman over de rol van typisch ‘sociaal kapitaal’ in het katholieke onderwijs in de V.S.). Dat ging goed tot op het moment dat die emancipatie onbedoeld werd ingehaald door de Nederland-brede afvalligheid. Daarmee was de emancipatie in zeker opzicht voltooid. Een Nederlands proefschrift rondom deze these ontbreekt. Het zou misschien alsnog zicht kunnen geven op ook een niet-kerkelijk format voor effectief kansenbeleid. Ook dat ontbreekt.
Bisschop Radboud (Rêdbêd 670-719)
In 1923 werd dus de Roomsch-Katholieke Universiteit opgericht door een stichting, genaamd naar bisschop Radboud die rond het jaar 900 negentien jaar lang bisschop was van Utrecht. Een niet zo bekende bisschop, wiens naam veel later pas de universitaire gevel in Nijmegen zou sieren. Beta-wetenschappers wisten bij die naamsverandering (in 2004) te signaleren dat buitenlanders al helemaal het spoor bijster raakten en goedbedoeld van de Redband University spraken.
Tja, what’s in a name? Enkele verlichte geesten uit Vaals meldden zich ooit met opzet niet bij de Katholieke Universiteit en gingen in één klap door richting Vrije Universiteit Amsterdam, erop gokkend dat dat de meer agnostische optie was. En uw auteur mocht nooit boeken halen bij de lokale bibliotheek die immers ‘openbaar’ was.
Af 2020 trokken de Nederlandse bisschoppen van hun kant het predicaat ‘katholiek’ in, vaststellend dat hun bestuurlijke invloed daar inmiddels nul was. Hoe katholiek was die universiteit intussen dan wel geweest? Uw auteur raadpleegt het eigen geheugen.
Katholieke filosofie en katholieke pedagogiek
Belangrijke namen zijn dan allereerst die van Plat, Bril, Van Boxtel en Hoogveld. De eerste gaf in een loeivolle aula algemene filosofie voor eerstejaars, waarvan uw auteur helaas de essentie inmiddels niet meer wil dagen, laat staan het katholieke daarvan. De tweede, Bril, dacht in zijn colleges diep na over het thema ‘van persoon naar persoonlijkheid’. Daarvan is uw auteur indertijd ontgaan dat er een oproep achter zat aan katholieke intellectuelen om op een authentieke manier in verzet te komen tegen de dwaalleren van individualisme en liberalisme. Van Boxtel wilde de liefde (tot God) herstellen in de filosofie, ook al een poging om te waarschuwen voor filosofieën die hun vertrouwen niet in God stelden, let wel, een katholieke God zonder wie werkelijk menselijk geluk immers onmogelijk zou zijn.
Hoogveld was, evenals Plat en Van Boxtel priester en ontwikkelde al vroeg een soort katholieke pedagogiek of maakte zijn pedagogiek alsnog katholiek. Ernst Mulder heeft in zijn ironische proefschrift gedocumenteerd hoe eigenlijk elke Nederlandse zuil zijn eigen pedagogiek meende te moeten ontwikkelen. Een naar Hoogveld genoemd instituut zou later massa’s nonnen aan onderwijsaktes helpen, wat de economische positie van menig klooster tijdelijk heeft versterkt. Uw auteur herinnert zich scripties waarin aan arbeidersdochters een natuurlijke weerzin tegen schriftelijke leerstof en theoretische kennis werd toegedicht en zo het katholieke leerplan voor de huishoudschool werd onderbouwd. Overigens wist Kohnstamm in een Amsterdamse openbare variant ook te beweren dat zulk onderwijs in meisjes alsnog de vrouwelijke aandrang moest ‘wekken’, nodig voor een zorgrol in het huishouden. Zelfde onderdrukking, andere zuil. Vagelijk herinnert uw auteur zich ook nog verplichte literatuur voor sociologen richting corporatisme ter katholieke bijsturing van overtrokken verwachtingen van een parlementair bestel.
Katholiek geïnspireerd engagement
Anders gekleurde relevante namen zijn vervolgens die van Edward Schillebeeckx, Harry Hoefnagels en Gerrit Huizer. Zij getuigden alle drie van een zekere omslag naar katholiek geïnspireerd engagement. De eerste door zijn pogingen tot vermenselijking van de aanbeden god richting sociale actie. De tweede door zijn pogingen om via een ‘normatieve maatschappijleer’ aan te zetten tot een vakbondsachtige (maar vooral niet Marxistische) sociologiebeoefening ten gunste van achterop rakende groepen. De derde (van huis uit overigens gereformeerd) door zijn activistische engagement voor de Derde Wereld. Geen van drieën heeft ooit leiding gegeven aan een werkelijk brede Nijmeegse omwenteling. In 2018 zei ruim veertig procent van de hoogleraren er atheïst te zijn, daarnaast nog twintig procent agnost. Zeer religieus was toen nog zo’n tien procent, niet per se allemaal katholiek.
Katholiek onderzoek
Een apart inhoudelijk hoofdstuk vertrekt vanuit het idee van de maatschappelijke functie van academisch onderwijs en onderzoek. Hier viel uw auteur werkelijk met de neus in de boter. Het Nijmeegse Instituut voor Toegepaste Sociologie (ITS) bleek zich in zijn oorspronkelijke statuten tot doel te stellen om die sociologie dienstbaar te maken voor de katholieke bevolking. Herhaald onderzoek naar fluctuaties in kerkelijkheid nam als vertrekpunt de omzet van hosties per parochie, gecorrigeerd voor kerklidmaatschap en herkende zo op de kaart zand- en kleigrond, arm versus rijk. Waarschijnlijk ook de plekken waar maar weer eens boeteprekers moesten worden ingezet. Een van de eerste medewerkers promoveerde later op de inhoud van katholieke preken, een ander op seks en gezinsplanning in katholieke huwelijken, weer een ander op het katholieke onderwijs. Hoogtepunt was een onderzoek naar de beleving van het celibaat bij katholieke priesters van de godsdienstsocioloog en priester Osmund Schreuder. Bij een nachtelijke inbraak in het instituut wisten de daders uiteindelijk een grote kluis te openen, waarin ze tot hun teleurstelling louter paperassen vonden. Hadden ze beseft dat ze de ingevulde enquêtes van Nederlandse bisschoppen in handen hadden, hadden ze daar aardig geld mee kunnen verdienen. Er werd een grootschalig vervolg gepland voor deze ‘celibaatsenquête’, nu in zowaar heel Duitsland. Dat was het moment waarop Rome ingreep en liet weten dat katholieke wetenschappelijke instituten zich dienden te richten naar de waarheden van de kerk. Checken hoeveel katholieke priesters nog werkelijk geloofden in de maagdelijkheid van Maria paste daar niet bij.
Intussen verschoof het onderzoeksprogramma van het instituut richting de grote thema’s van de sociaal-democratie en merkte de directeur op dat het kruisbeeld op zijn kamer met de jaren steeds kleiner werd. Hoe het daadwerkelijk stond met de achterstelling van de katholieke bevolking is echter nooit een onderzoeksthema geweest.
De macht van de katholieke clerus
Ooit had de verzuiling geleid tot een versterking van de macht van de katholieke clerus, die daarmee hoogst persoonlijk opnieuw wereldlijke bestuursmacht kreeg. In overwegend katholieke streken had dat tot misbaar geleid onder katholieken die sinds jaar en dag juist ambivalent stonden tegenover hun eigen priesters. De katholieke wethouder die rond 1910 in Venlo nog ging over wat bij wet een openbare lagere school was met louter katholieke leerkrachten en leerlingen, moest bij het ingaan van de verzuiling toezien hoe mijnheer pastoor bestuursvoorzitter werd van de voortaan katholieke school die later als enige school bisschoppelijke toestemming kreeg, haar leerlingen voor te bereiden op de katholieke eerste communie. Wat je noemt een unintended consequence van een in Den Haag vormgegeven verzuiling.
Gangbaar was dat minstens één bestuursplek van elke katholieke onderwijsinstelling voorbehouden bleef aan een bisschoppelijk vertegenwoordiger. Zonder instemming van die bisschop zouden statutenwijzigingen ook nooit meer kunnen. De katholieke universiteit kende naast zulke bestuurdersplekken bovendien inhoudelijk geoormerkte plekken die alleen bezet mochten worden door min of meer kerkelijk goedgekeurde kandidaten. Toen oud-onderwijsminister Van Kemenade terug wilde naar de vrijgekomen hooglerarenplek voor onderwijskunde in Nijmegen, werd hem dat belet. Hij had volgens de katholieke bestuurder Van Lieshout het katholieke belang onvoldoende behartigd in zijn ministerieel beleid. Zo werkt dus de hand van God via zijn vertegenwoordigers op aarde.
Een doodliggende God
Als lid van een promotiecommissie ontspon zich ooit voor de ogen van uw auteur een gesprek tussen twee oudere hooggeleerde katholieke faculteitsvoorzitters. Wat precies de aanleiding was, weet hij niet meer, maar op zeker moment meende de eerste ‘dat God dit (?) echt niet zou willen’. De tweede riposteerde, toch te weten dat God inmiddels dood was. Waarop de eerste weer meende dat ook een dode God ‘tegen kan liggen, achter de zo niet meer te openen deur’. Het was een onverwachte eye-opener gegeven de formele status van de heren, anders had uw auteur dit stukje conversatie vast niet onthouden.
Toen uw auteur zich ooit zelf voor een geoormerkte functie als kandidaat opwierp, vroeg hij een hoog geplaatste katholieke bestuurder als referent. Die wilde daarop een gesprek vooraf. Hij vroeg wat het antwoord zou zijn als ze zouden vragen naar het katholieke gehalte van de kandidaat. Uw auteur begon met: “Nou ja, ik ben katholiek gedoopt en …” “Stop” riep de goede man, “meer vertel je niet en meer mogen ze ook niet van je vragen”. De vacature werd overigens opgeheven voordat er een voordracht voor een kandidaat kwam, dit keer niet door de paus maar door de budgetmanager.
De onbetwiste werking van Gods genade
Wat de Paus nu onlangs besliste, dat dus ‘Nimma University’ katholiek zou blijven, afwijkend van wat de Nederlandse bisschoppen in hun (wellicht door een wankelende geloofsovertuiging getroebleerde) naïviteit hadden gemeend te moeten concluderen, dat past bij een oude receptuur waarmee uw auteur in zijn lange katholieke opvoeding vertrouwd is gemaakt. Let even goed op, dit wordt hogere katholieke hersen-acrobatiek!
Het is dan namelijk ofwel zo (A), dat de Paus zelf nog wel gelovig is en in dat kader volop vertrouwt op ‘de werking van Gods genade’ die hem en zijn voorgangers ook al eerder deed besluiten tot instelling van een Katholieke Universiteit. Dan is het simpelweg een kwestie van rustig wachten als bij een vastgeroeste moer die in de cola is ondergedompeld (aldus de gepopulariseerde Franciscaanse uitleg). Doe zelf niks en laat Gods genade rustig zijn werk doen. Lijkt het inderdaad te werken (A1) dan kan dat door die genade komen (A1a) of door toeval of vanwege een andere oorzaak (A1b). Gebeurt het echter niet, dan heeft ofwel (A2a) God in zijn ondoorgrondelijke goddelijke wijsheid anders besloten ofwel (A2b) Gods genade werkt niet. De gewone sterveling kan tussen A1a en A1b niet onderscheiden, net zo min als tussen A2a en A2b; hij blijft aangewezen op de genade van het godsvertrouwen.
Of, terug naar het begin, (mogelijkheid B) de paus verkeert zelf inmiddels in geloofstwijfel, maar heeft onthouden dat hij in die twijfel zijn minder begaafde geloofsgenoten (de bisschoppen) in geen geval mee mag nemen (aldus een Jezuïtische retraite in Spaubeek). Dan is de beslissing van de paus een gok. Gaat Gods genade dan alsnog werken (B1), dan heeft de paus (misschien tot zijn verbazing) goed gegokt (B1a) en is zijn geheim gehouden twijfel mogelijk (het kan immers ook puur toeval wezen (B1b)) ongegrond. Werkt Gods genade op den duur toch niet (B2), dan heeft God kennelijk in zijn goddelijke wijsheid een geheim ander plan (B2a) dan wel (B2b) is het hele verhaal van ‘de werking van Gods genade’ dus inderdaad pure nonsens en het pauselijk besluit sowieso irrelevant. Ook B2a dan wel B2b blijven, net als B1a en B1b opnieuw voor gewone stervelingen niet te onderscheiden.
In elk van deze acht gevallen kan de paus zich later voor een eventuele God verantwoorden. Hij heeft de zaak hoe dan ook neergelegd bij Hem en kent Diens overige plannen niet. Eventuele geloofstwijfel heeft hij niet, dan wel heeft hij die netjes voor zich gehouden. Mogelijk ligt God inderdaad intussen dood achter de niet meer open te duwen hemelpoort, zoals die Nijmeegse faculteitsdecaan ooit voor mogelijk hield. Zo ingewikkeld kan het zijn. Of liggen.
De ontworsteling
Mocht u nou elders op deze website vaststellen dat juist in uw auteur alsnog ongemerkt Gods genade gaat werken – ze zat zonder retouroptie mee verpakt bij diverse sacramenten – en aan zijn verhaaltjes toenemend een katholiek-godvruchtige wending geeft, stuur dan asjeblieft tijdig een alarmerend mailtje. De ontworsteling was juist redelijk goed gelukt, tot hiertoe.
(Dec’22)

Terug naar het publicatie overzicht