‘Sinterklaas en Vieze Piet; werkopdracht krietiese soosjologie’

Hoe sociologie dan precies anders moest worden, daarover congresseerde in Nijmegen de plotsklaps enorm gegroeide studentenpopulatie. En ook de al even snel gegroeide wetenschappelijke staf. Een van hen schreef er een boek over: ‘Argonauten aan de Waal’.  Het was 1968 en ’69 en uw auteur zat opgewonden midden in de woelingen die samenvielen met een forse instroom van jongelui uit niet-academische milieus die de oude burgerlijke wetenschap niet zomaar pruimden.
Zowat alles ging tegelijk over de kop, inclusief de gebruikte Nederlandse taal. De ‘Frankfurters’ moesten nodig gelezen, maar dat lukte hooguit paginagewijs, zo niet alleen per alinea. Of sociologie überhaupt wel een wetenschap was, of er niet richting ‘Gesellschafslehre’ moest worden gewerkt dan wel ‘materialistisch’, hoe de link lag van studie naar politiek activisme en of deelname aan arbeidersstakingen gewaardeerd hoorde te worden als sociologische stage, hoe je de jarenlange onzichtbaarheid van studenten in nieuwerwetse studiepunten moest vertalen en of hooggeleerde collegevolgers van Theodor Adorno volgens hun collega’s werkelijk wel hadden gesnapt wat daar destijds zoal voorgedragen was?
We halen het resulterende studieformat en -klimaat even terug aan de hand van een recent actueel, destijds eerder decadent en – naar zal blijken – alleen op het eerste oog onschuldig thema: sinterklaas. Schrik niet meteen terug als het u even niet helemaal helder wordt. Wie zijn beperkingen openlijk opbiecht zal toch ook de oorzaak bij zichzelf moeten zoeken.

Verinnerlijkte onderschikking van een mondiale onderklasse
Hoe nodig hebben we dadelijk etniciteit in onze kritisch-sociologische gereedschapskist, laat staan gender? Kerk en klasse-analyse, dat is dialectisch-sociologisch toch al voldoende complex, het is bovendien vanuit het zicht van de arbeidersklasse afdoende erfahrungsgerecht: clerus en bezitsklasse spannen samen in ver- en ontvreemding. Archetypisch: de één houdt ze dom, de ander arm. ‘Ze’, dat is dus het interculturele werkvolk, zeg maar de mondiale ‘onderdrukte klasse’ die bij een gebrekkig klassenbewustzijn haar onderschikking helaas verinnerlijkt, zelfs reproduceert en daarmee ‘selbstverschuldet’. De vraagstelling voor ons nieuwe werkstuk luidt: is dit pact van kerk en arbeid, clerus en werkvolk, theoretisch daarmee afdoende getypiseerd? Of actueler:  is de recente etnisch-historische invalshoek essentieel-verrijkend of is hij juist misleidend-overbodig bij onze kritische Theorie? (Met alleen verbale categoriseringen gaan we het straks niet redden, mensen, bij het tentamen ‘politieke economie’. Elaboreer zoveel mogelijk en denk multidisciplinair: gesellschaftswissenschaftlich.) En laten we asjeblief niet wéér gender onbeproefd laten, ja, ik weet het nu wel, hoor.
In schijn een simpel kinderfeest
Om de verhouding tussen clerus en de werkmens met ‘völkisch erklärende Vernunft’ grondig te deconstrueren, entlarven en te demystificeren, vertrekken we exemplarisch bij wat de burgerlijk-naïeve Volken- en Cultuurkunde ‘Het Sinterklaasgebeuren’ noemt. In schijn een simpel kinderfeest. Wat zich daar op het eerste oog puur phenomenologisch manifesteert, is een tot-knecht-gemaakte mens die de disciplinerende reproductie van zijn eigen uitgebuite klasse vrijwillig ter hand neemt door een mengeling van fysieke dreiging (de roe) en verleidelijk strooisnoep (pepernoot). Materialistisch gezien doet de Piet dit niet op eigen gezag of uit eigen kapitaalcreërende autonomie, maar in afgeleide hoedanigheid, daarmee genotzuchtig de objectieve achterstelling ook over zijn/haar nakomelingen afroepend en tegelijk ‘Heerlijk’ dienstbaar in zijn/haar status van lijfeigene of ‘knecht’. De verinnerlijkte verdingelijking en vervreemding kortom van Zwarte Piet, in de actuele moderniteit steeds vaker, wij moeten dat ook emancipatorisch durven labelen: Vieze Piet.
Vals historisch bewustzijn
Dit kinderfeest staat dicht bij het volk en leent zich voor verstehende analyses op een dialectische fundering met oog voor de jongste moderniteit. Geconcretiseerd: de ongedeelde werkende klasse herovert in die moderniteit (‘veegpiet’) feitelijk – zich daarvan uiteraard zelf nog niet bewust, integendeel, zich daartegen valselijk verzettend – geleidelijk de haar objectief toekomende positie op de etnische (nu nog) minderheid die al een eeuw lang onbewust de haar opgelegde en inmiddels verinnerlijkte framing bedreigd voelt, als zou slavernij bedingungslos samenvallen met de creoolse etniciteit, een framing die wij – ontdaan van een gefundeerde analyse van achterliggende klassenverhoudingen – al evenzo ontmaskeren als vals historisch bewustzijn: de subjectief vervreemdende kern van een fundamenteel niet-dialectische analyse van – in dit exempel – het historisch gegroeide subjectief-vervreemdende maar objectief uiteraard valse Zwarte Piet-syndroom. Feitelijk bestaat de loonslaaf niet eerst sinds de vaart op West-Indië. De ontvreemding van de arbeidskracht en het complementaire gevaar van zelfmisleiding van de onderliggende klasse zijn – we herhalen het maar weer – grundsetzlich universeel en an-sich-wesentlich voor onze wetenschapsbeoefening.  Erkenntniss één, zeg maar.
Henk en Ingrid en de Amsterdamse grachtengordel
Tips nu voor exemplarisch-lerende adstructies: hoeveel Texelse jongelui werden in de negende eeuw door Vikingen verhandeld in Constantinopel; welke bewustzijnsvernauwing trof de tochal kerkelijk misleide westeuropese bevrijders van het Heilige Land, toen hen de hongerklop inhaalde op hun voortijdig vastgelopen kruistochten? Raakten zij niet ook op locatie verslaafd aan de verleidelijke onderdrukking door de aldaar juist multicultureel gekleurde bovenbazen van hun tijd? (Let op: ook hier weer nul kans op verhelderende werking door de analysecategorie etniciteit.) Waarom lieten tienduizenden huursoldaten zich door de Oranjes de dood in vechten voor misleidend-nationalistische annex religieuze idealen die nu nog niet duidelijk zijn? Niet kleur dus, maar klasse is hier de enig valide analysecategorie; etniciteit, kerk en ook natie beschrijven slechts de vervreemdingsmechanismen. De Amsterdamse grachtengordel is minstens zozeer over de ruggen van Henk en Ingrid gebouwd als over die van hen die onvrijwillig een immigratie-achtergrond kregen, toen de Kalinago en hun Kalipuna ginds te slecht gesocialiseerd bleken voor plantagewerk. Dat is het in vergetelheid geraakte fundamentele Erkenntniss nummer twee. Een te vroeg ingezette etniciteitsanalyse werkt hier slechts vervreemdend, laat staan de andere burgerlijke denkcategorieën.
Bovenop klasse en etniciteit domineert zij met haar gender
Fazit
: het van buitenaf opgedrongen alleenrecht op de onderschikkende Pietenrol (lees: das Klassenlagebekenntniss)  ligt inderdaad niet bij hen met een recente immigratieachtergrond in waterland. Nee, allen die, platweg vulganiserend, na hun vuile, onderbetaalde, ongeschoolde en ongezonde werk niet aan geparfumeerde zeep (lees: bourgeoise verleiding) toekomen, komt objectiverend in de moderniteit de potentiëel antagonistisch-emanciperende rol toe van ‘Vieze Piet’. Merk op: dialectisch wordt zo de etnische inclusiviteit van het klassebegrip noodzakelijkerwijs hersteld en dat laatste tegelijk van zijn historisch-etnische (lees: laat-kapitalistische) balast ontdaan en zijn kritisch-sociologische overbodigheid entlarvt. In haar eigen vervreemding (“bestrijding racisme”) streeft het donkere deel van de lagere klasse deze gedeelde emancipatie weliswaar objectief ook wel na, maar op valse gronden, misleid door de grootburgerlijke notie als zou zich hier historisch gezien ‘Hegels objectieve geest‘ autonoom realiseren.
Nog net niet te laat nu voor de altijd weer onderschatte inbreng vanuit Vrouwenstudies.  Naast of liever bovenop klasse en de daaraan hooguit onderschikkende etniciteit domineert zij immers met haar ‘gender’. Maarten ’t Hart, naïef vorser van Hollands volkse tradities, heeft het vrouwenaandeel in de Pietenrol – zij het uiteraard maar teilbewußt-Freudiaans geproblematiseerd. Hij benoemt de erotiserende kant van de ongewassen vrouwelijke arbeider psychoanalytisch: de voortplantingsgerichte verleiding die het jonge arbeidersmeisje uitstraalt dat zich pre-revolutionair een valse identiteit aanmeet achter donkere schmink om dan met zweep of roe te dreigen en met gedwongen landuitzetting. In haar emotionele onrust vanwege de ogenschijnlijke uitbraak uit haar klassepositie smijt zij tegelijk met zoetigheid. Hoe passen we deze primitieve vrouwelijke umfunktionierung van Vieze Piet in, in onze historisch-materialistische klassenanalyse? En welk inzicht houden wij hieruit dus vast over de biologische reproductie van de zich onderschikkende klasse? Elaboreer daar nou eens wat uitgebreider op.
De kapitalistisch opgelegde gezinsdwang
Op deze plek brengen we bij wijze van proletarisch-materialistische (vooralsnog voorwetenschappelijke) illustratie een persoonlijke uitweiding in over een collega die, aan haar ronde vormen en geur, een jonge Piet meent te herkennen uit de typekamer, die hem dreigt met een gezamenlijke reis naar Spanje. Waarop hij gretig inhaakt (antagonistisch; revolte!) en belooft dan zelf voor de zak te zorgen (zelfonderdrukking?), wat bij zijn even in vergetelheid geraakte, maar scherp observerende eega op onbegrip stuit (let op de vervreemdende belangentegenstelling die voortvloeit uit de kapitalistisch opgelegde gezinsdwang) en hun beider kind een voortgezette Klaasviering kost (aanleiding tot latere sublimatie). (Zoek vooral ook naar voor jou verhelderende exemplarische ervaringen.)
Ondoordachte inbreng: het kapoensyndroom
Helaas komen we nu dus alweer onvoldoende toe aan het klassenvijandig opereren van de clerus, die, behoudens zijn kinderlijk-idolate hang naar de Heilige Maagd, doorgaans zijn ongezonde belangstelling richt op het mannelijke werkvolk, maar daarvoor juist in die Sinterklaasrol de ruimte niet vindt door zich te hullen in de schaapskleren van een geriatrisch tekort aan vitaal testosteron (het kapoensyndroom). We komen daar dus volgend trimester op terug, hou dat ook vast voor een volgend werkstuk. Dan deconstrueer ik desgevraagd dus ook wat jij daar nu zo ontzettend ondoordacht nog en zonder ook maar een aanzet van historisch-materialistisch inzicht, inbrengt: de symbolische schimmel onder de Goedheiligman.

Terug naar het publicatie overzicht