Als er iets is waar de Zuid-Limburgse bevolking van weet te genieten, dan is het – behalve van natuur en landschap – wel van haar traditionele keuken. Dat dat tweeduizend jaar geleden ook al zo was, dat de Romeinen er toen al hun vingers bij aflikten en het thuis vertelden, dat hun soldatenmoeders er vervolgens niks van wisten te bakken en dat we daarom nu wereldwijd zitten opgescheept met een mislukte hap, ja die geschiedenis mag u natuurlijk niet missen.
We doen eerst drie voorafjes ter inkadering. Die kunt u overslaan maar dat gaat dan weer ten koste van uw woke-ness.
Vooraf I: culturele toeëigening
‘Fridays for future’ is een soort van jongerenbeweging in de strijd tegen klimaatverandering. Aanhangers organiseren op vrijdagmiddag protestbijeenkomsten en nemen daartoe ongevraagd vrijaf op school: klimaat is immers belangrijker. Er wordt op die bijeenkomsten natuurlijk ook muziek gemaakt, gratis, door lokale bandjes. In een van zulke bandjes trad een zangeresje op, die zich van de woke organisatoren eerst het hoofd moest laten kaalscheren, anders mocht ze niet optreden. Reden was dat zij – nota bene als ‘bleekscheet’ – dreadlocks droeg maar daarbij vergat dat zij helaas niet behoorde tot de categorie van de gekleurde medemens: ‘people of colour’ vechten zoals u weet op hun beurt voor erkenning als nakomelingen van ‘the enslaved, de tot slaaf gemaakten’; in dat kader vatten ze het dreadlocks-kapsel op als een eigen, onvervreemdbaar verzetssymbool. Het gratis optredende blanke zangeresje had zich in haar naïviteit door het dragen van dreadlocks schuldig gemaakt aan ‘cultural appropriation’: ze had zich de verzetssymbolen eigen gemaakt van een bevolkingsgroep waartoe ze niet behoorde. Dat kon dus niet, het was fout. Erger nog was de Engelse dame die zich met zonloze bruiningsproducten en haarverf een vooraanstaande rol had weten toe te eigenen in de strijd om emancipatie van culturele minderheden. Nog fouter kan haast niet. Beide voorbeelden nopen nu tot het scherpen van ons denken over cultuurontvreemding en – wie weet – de onverhoedse valkuilen van interculturaliteit. Reden dus voor bezinning als u even tijd heeft. Het uitgebreidere en geannoteerde verhaal volgt dan eventueel later pas.
Vooraf II: vooringenomen Latinisten
Als u zelf tot de ‘fine fleur’ van de samenleving behoort, hebt u vast een opleiding gevolgd waar u of anders wel uw medeleerlingen, Latijn leerden, een intussen compleet dode taal. Aangeboden wordt dat vak doorgaans door leraren die welhaast dweepziek lijken te zijn richting de oude Romeinen of zelfs nog verder terug, de oude Grieken. Leerlingen moeten eindeloos oefenen op twijfelachtige oorlogsverhalen of goddelijke seksavonturen met dieren. Het gaat officieel eigenlijk louter om het leren van werkwoordvervoegingen en dat is in het Latijn nogal complex. Je oefent er je cognitieve capaciteiten en je geheugen mee, wat voor evenveel geld ook gekund had met het leren herkennen en indelen van pak weg alle soorten spijkers, schroeven, boortjes en bitjes die een klusjesman tegenwoordig in zijn bedrijfsauto op voorraad houdt, dan wel met de stijlsoorten van pasjes die dressuurpaarden zoal leren voor de olympiade of met de basis-ingrediënten die parfumeurs gebruiken bij het samenstellen van onnatuurlijke geurtjes voor oude rijke dames. Met al dat soort inhouden kun je inderdaad net zo goed je cognitieve talenten en geheugen bekwamen. Maar dat ontbeert dan onderwijskundig de nodige status.
Zo niet die oude Romeinen en nog oudere Grieken, die hebben status. Ze voerden oorlogen en filosofeerden over de ongelijkheid tussen mensensoorten. Wat ze daarover opschreven is lesmateriaal voor de geprivilegieerden. Interessant voor ons nu is het ‘verborgen leerplan’ achter zulk lesmateriaal. In het voorbijgaan behandelen, zeg maar stigmatiseren die Latijnleraren immers ook de overheerste volken. Dat zijn dan in principe onze voorouders; alleen als uw geschiedenisleraar ook moderne grootschalige DNA-bevolkingsonderzoeken behandelde over prehistorische migratiebewegingen, weet u wel beter, maar vooralsnog is dat geen lesmateriaal. Die voorouders nu, we noemen ze voor het gemak maar de Germanen, die wisten – als je die Romeinen en Latijnleraren moet geloven – niet van hun gezond. Niet alleen schreven ze niks op, ze konden ook niet van A naar B bij gebrek aan wegen, de aanvoer van schoon drinkwater was hen vreemd, net als de afvoer van hun ontlasting, rivieren konden ze niet over en als ze werden bedreigd formeerden ze zich in een belachelijk soort lawaaierige carnavalistengroep. Stupide volk kortom, je vraagt je af hoe ze hadden weten te overleven voor de Romeinen hen hardhandig de beschaving brachten.
Vooraf III: collatoral damage van ontdekkingsreizen
Toen enkele eeuwen geleden Europeanen uit goudzucht of omdat ze hier geen werk konden vinden dan wel uit honger gedreven, overstaken naar Amerika, zijn als gevolg daarvan wel 55 miljoen Indianen komen te overlijden. Hoeveel Germanen vijftien eeuwen eerder over de kling zijn gejaagd, geen idee. Ook die indianen, zeg maar de autochtone Amerikanen, werden graag beschreven als domme en levensgevaarlijke aso’s ookal hadden ze in een laatste verzetscoalitie van Sioux, Cheyenne en Arapaho een dodelijke klap uitgedeeld aan generaal Custer in de slag bij de Little Big Horn. Diezelfde generaal Custer had het als indianenbestrijder niet kunnen laten om buitenhuwelijks voor eigen nageslacht te zorgen met zijn Cheyenne-liefje Monahsetah die hij vervolgens als karaktervolle en intelligente tolk (Engels sprak ze weliswaar niet) voorstelde aan zijn nog niets vermoedende echtgenote.
Of ook de Romeinen niet net zo stiekem opzagen tegen menig stoere en levenswijze Germaan of toch op zijn minst vielen voor diens aantrekkelijke, charmante en vooral bij nader inzien slim bevonden jonge dochter, dat is heus geen leerstof voor onze gymnasiasten. Voor zulke ambivalentie is er onderwijskundig geen plek en het scheelt maar weinig of onze eigen elite roept zichzelf alsnog uit tot twintig eeuwen latere nakomeling van de Romeinse overheersers, met de ‘deplorable white trash’ in onze volkswijken als hedendaags gebroed uit oud Germanen-DNA.
Het verhaal zelf: mislukte diefstal uit de Limburgse keuken
Dat het in werkelijkheid allemaal heel anders is gegaan, twintig eeuwen geleden, dat hoopt uw auteur straks uitgebreid uit de doeken te doen in zijn historische verhandeling over de schandalige culturele diefstal uit de toen al door Romeinse overheersers zeer geapprecieerde en voor hen volstrekt onnavolgbare Zuid-Limburgse keuken. En natuurlijk handelt het daarbij dan voornamelijk om de Mergellandse vlaai!
Met een zeldzaam oog voor wat ons toen nog te wachten stond, heeft carnavalsgroep Ummer d’r Neaver al in 2014 een Zuid-Limburgse boycot afgekondigd tegen Vladimir Poetin: “Van oos kries doe dae vlaam nimmie”, geen rijstevlaai meer, en ook geen halve bienensjtiech. Zelfs al sloot Vladimir – zo voorspelden die Kerkraadse zangers toen al – alle gas af.
Dat die boycot op Limburgse vlaai betrekking zou hebben, dat was historisch beslist geen toeval. Het zal rond het jaar nul zijn geweest dat de eerste Romeinse legerleiders ‘op groot verlof’ tegenover hun Italiaanse moeders hoog opgaven over hun gesmul in het bezette Mergelland. Hun Latijn bevatte de termen niet waarmee het onderscheid in de verschillende deegsoorten voor vlaai kon worden beschreven, ze hadden niet onthouden waar wel en waar geen gist of ei in hoorde en wat wel en niet moest voorrijzen, laat staan hoe je kruimeltjesdeeg moest bereiden. Hun kelders herbergden de inmaakpotten niet voor kruisbessen, zwarte pruimen, zure kersen, appelmoes met rozijnen of abrikozenpulp. Op hun zolders hingen de touwtjes niet met voordrogende appelschijfjes, in de keukenkast stonden geen kokosmakronen voor op de bodem van de rijstevlaai. Het ontbrak hun moeders aan de technische handigheid voor een gelukte toeslag, aan bakvormen voor vlaai, aan ovens die ook bovenwarmte afgaven voor licht gebruinde schuimlagen.
Onder zulke abominabele Romeinse randvoorwaarden werden niettemin imitatiepogingen gedaan: schijnronde deegplateautjes, kurkdroog geroosterd zo niet half aangebrand, belegd met wat de Mediterraanse tuinen aan armzalige groenten opbrachten, rauwe uien, aardperen, knoflook, paddenstoeltjes en paprika’s en om het geheel enige smaak te geven werden er massa’s van armoe uiteenvallende kaas over uitgestrooid. De waterige tomaten moesten toen nog wachten op Columbus.
En nou nog de naamgeving
“Phh, fies wa”, fluisterden angstige Limburgse moeders toen ze de meegebrachte resultaten nodig moesten proeven. “Pizza” verbasterden de Romeinen, Limburgs mooie Ripuarische taal onmachtig, onwetend ook hoe Rijnlandse kleuters met een beetje klankverschuiving al dat moeilijke Latijnse gedoe rondom werkwoord-uitgangen leren vermijden, ook zonder te oefenen en ook zonder dat hun leerkrachten hun ruim aanwezige talenten voluit erkennen. Onder laat-kapitalistische voorwaarden zou voortaan elke luie werkstudent zichzelf tot pizzabakker kunnen uitroepen en zou deze Italiaanse armoedeprut de halve wereld veroveren. Dat is dus de ware toedracht, destijds, zo hoopt uw auteur aan te tonen.
Het is die mislukte culturele diefstal, die nu dus nodig moet worden opgediept en daarna publiek gemaakt. Of misschien toch ook nog niet meteen, eerst pas na een tweede verhandeling, dit keer over het Limburgs verzet tegen Hollands-Gereformeerde pogingen om desnoods via het basisonderwijs ‘de gezonde keuken’ te onderwijzen aan onze naar hun indruk dik-domme kinderen. Intussen houden we onze cultuurrijke wekelijkse vlaai lekker zelf. En onthou maar vast: een Limburgs ‘Jaaja’ is een welgemeend ‘nee’.
(mei22)
P.S. (jan’24): Het duurt tot Januari 2024 vooraleer de Limburgse Vlaai officieel een beschermde status krijgt en vlaai die buiten Limburg gebakken is, niet langer Limburgs mag worden genoemd. En waag het niet, die Limburgse vlaai ooit aan Poetin cadeau te doen! Of om te denken dat je Limburgse onderwijskansen kunt verbeteren door de introductie van de Hollandse keuken. Njet!
Terug naar het publicatie overzicht