‘Uitgesteld arbeidsloon maakt de kapitalist’ *

Nederland bereidt een nieuw pensioenstelsel voor. Kern lijkt dat iedere toekomstige pensioenontvanger een soort aandeelhouder wordt die zelf de te nemen risico’s moet inschatten bij het beleggen van zijn hoogst persoonlijke pensioenreserve. Aldus groeit zijn belang met de mate waarin de bedrijfswinst naar de bedrijfseigenaren gaat waartoe hij nu zelf behoort. En dus ten koste  gaat van de betrokken werknemers, wier arbeid dan navenant minder wordt beloond. Maar voorlopig is de nog werkzame arbeider juist in dat laatste opzicht de belanghebbende. Knap verwarrend in termen van klasseverhoudingen! Reden om maar weer richting hemelpoort te reizen en daar opheldering te vragen bij de meest betrouwbare doordenker op dit terrein. Toch? 

De Jonge Marx laat op zich wachten
Enigszins uitgekeken op zijn ontmoetingen met de oude Karel vraagt de auteur in ‘Uitgesteld arbeidsloon maakt de kapitalist’ (hij is andermaal aangekomen bij de hemelpoort) naar ‘de jonge Marx’. Als zich dan toch weer de oude meldt, stuurt hij die resoluut terug. Pas na lang wachten verschijnt dan eindelijk de gevraagde.
De auteur leidt zijn complexe vraag moeizaam in. De kapitalistische schijnconcessie om arbeiders een uitgesteld loon te beloven voor de oude dag, zo adstrueert hij, kan vast niet zonder consequenties blijven voor de Marxsche analyse. Wil dat uitgestelde loon immers zijn waarde behouden, liefst zelfs accumuleren, dan lukt dat alleen door beleggen. Daarmee wordt de loonarbeider – buiten de klassieke eigen verkoop van zijn arbeidskracht om – tegelijk mede-eigenaar van de productiemiddelen elders. In die nieuwe hoedanigheid wordt het zijn objectieve belang om de elders geproduceerde meerwaarde zoveel mogelijk af te romen in het streven naar de eigen accumulatie-voor-de-oude-dag. Slachtoffer daarvan is zijn ‘Klassengenosse’ elders. Die laatste staat echter in het voorgelegde denkmodel juist in een vergelijkbare nieuwe en nu omgekeerde klassenpositie indien juist zíjn uitgesteld loon op zijn beurt is ingelegd in het arbeidsproces (het leveren van meerwaarde dus) van de eerste. Moet hij zich op zijn beurt daarvan zoveel mogelijk zien toe te eigenen?
Wordt de arbeidersklasse haar eigen klassenvijand?
Kan de arbeidersklasse in deze dus objectief worden opgevat als haar eigen klassenvijand?’ zo vat de auteur zijn klemmende probleemstelling samen.
De jonge Marx vermoedt dat deze zaak inderdaad stinkt: ‘Diese Konzession hätte niemals akzeptiert werden dürfen, da hat sich die Arbeiterklasse mal wieder vom Bund in eine nächste Entfremdung einfädeln lassen. Kein Wunder bei diesem gründlich versauten Klassenbewuβtsein.
Met de toezegging van een schriftelijke notitie ‘Erste vorläufige Anmerkungen’ moet de auteur voorlopig genoegen nemen. ‘Das könnte dauern, ich schätze mal tausend Seiten.
Een geverfde baard?
De auteur wist overigens niet dat de jonge Marx zijn baard verfde. Tikkeltje ijdel, toch?

Terug naar het publicatie overzicht