‘Wilhelmina´s Vijlense wraak’

Zou het een kwestie zijn van volksmentaliteit, die neiging om in terugblikken op gebeurtenissen en ervaringen uit het verleden, steeds een roze bril op te zetten en al het nare en pijnlijke, in een diep geheugengat te laten vallen? Het steeds weer herschrijven van de geschiedenis vanuit het goedgemutste optimisme van de nieuwste leiders, dat was toch vooral een gewoonte van radicaal-communistische partijen? Zij wisten bij uitstek, achteraf onwelgevallige voorgangers te verwijderen van oude foto’s en argumentaties te verzinnen die pijnlijke partijfouten buiten de geschiedenisboekjes moesten houden? Of is zoiets alledaagse praktijk onder heel gewone mensen?
Waarom verdringen mensen collectief dingen uit hun herinnering die wel erg pijnlijk zijn of die getuigenissen zijn van wel erg foute beslissingen of van een achteraf schuldig wegkijken? Is dat een algemeen-menselijke neiging om het leven leefbaar te houden of is dat het werk van machtige hersenspoelers die ons collectieve geheugen manipuleren?
We gaan heel nare lokale gebeurtenissen terughalen die zowel thuis horen in het veel te lege vakje ‘vrouwengeschiedenis’ als in het vakje ‘volksonderdrukking’. Nee, zo leuk was het heus niet, vroeger.   

Liever het vuurpeloton dan levenslang verbannen naar een gestoordengesticht
Tijd voor de aankondiging van een historische non-fiction roman. Toen Margaretha Geertruida Zelle in 1917 aan Wilhelmina een gratieverzoek deed, wees die dat verzoek rigoureus af, volgens Thomas Ross omdat onze koningin niets te maken wilde hebben met de buitenechtelijke escapades van Prins Hendrik, haar man. Daarop eindigde de 41-jarige Margaretha voor een Frans vuurpeloton. Dat vindt u vast ook heel erg, hè.
Maar de vraag is, of haar niet een nog veel erger lot bespaard bleef, deze schone Friezin die zich ‘Mata Hari noemde.
De Vijlense ‘Schöne Anna‘, een half zo jonge, zeg maar heus lotgenote, Prins Hendriks volledig op hol gebrachte dorpse liefje, werd negen jaar eerder, in 1908, vlak voor de geboorte van Juliana – ze was toen voor de vorm in een soort gearrangeerd huwelijk verenigd met een prompt naar de Oost weggezonden soldaat – dramatisch abserviert en voor alle verdere decennia verbannen naar het gestoordengesticht. Ja heus: voor de rest van haar nog heel lange leven. Liefst tot haar drieënzeventigste. Doet u mij dan maar Mata Hari’s vuurpeloton, nietwaar?
Op zowat het mooiste bouwperceel van het bergdorp Vijlen met kilometers ver uitzicht over natuur en bossen, van voren richting Duitsland, van achteren richting België, daar staat een statige neobarokke villa met de naam ‘A jen Ling‘ (of heette het ooit ‘An der Linde‘?). Ze werd in 1903 gebouwd, twee jaar na Hendriks huwelijk met Wilhelmina, naar men nu vertelt in opdracht van Anna’s vader, een toen minvermogende blinde metselaar. Tikkeltje ongeloofwaardig, toch?
De achter slot gezette gedaagde ‘komt niet opdagen’
Mocht de ware eigenaar of financier later niet bekend worden? Staren wij nu misschien naar achteraf aangepaste paperassen? Toch niet een soort zwijggeld? Of erger nog: levensbedreiging door overheden?
Anna’s formele echtscheiding van die later teruggekeerde soldaat, in 1912, was ambtelijk een peulenschil, na haar blijvende bestempeling tot geesteszieke – er hoefde haar niks gevraagd en ze hoefde er zelfs niet bij te zijn, nee mocht er niet bij zijn. De Maastrichtse rechter, naïef dan wel in complot, stelde vast ‘dat gedaagde niet komt opdagen’ (Sophie Habets-van Groningen, ‘Verleden en Heden’, nr. 18). Al net zo’n makkie dus als het formuliertje van de zojuist van hogerhand gedropte Vaalser burgemeester, dat haar letterlijk levenslange opsluiting inluidde richting krankzinnigeninstelling.
Prinselijke allimentatieregelingen
Hollandse toeristen lezen nu op een voor de Vijlense villa geplaatst bordje dat Anna in haar bloeitijd per koets met acht zwarte paarden werd thuisgebracht. Of de gulle gast er ook zelf in zat? Het Limburgs Dagblad brengt – recentelijk nog – in herinnering dat het de dorpse Anna in de bol geslagen moet zijn toen zij in nabijgelegen Akense winkels met allure de kooplustige madam uithing (naast nul inleving toont het LD ook nog een fout pand). Niemand wijst erop dat de Vaalser burgemeester in 1907 van hogerhand was afgezet en vervangen door de Limburgse chef van de Marechaussee, Quadekker.  Zijn voorganger Sträter verdween wegens zijn binding met prostitutie en met de door Hendrik zo geliefde lokale casino’s. Zouden er soms nog reisdeclaraties liggen van Wilhelmina’s latere secretaris en hoofdcommissaris van politie Van ’t Zand die al in 1906 onwaarschijnlijk snel promotie maakte? Of zijn ook die bewijsjes opgestookt, samen met andere prinselijke  alimentatieregelingen en zelfs Van ’t Zands eigen erkenning van een prinselijke buitenhuwelijkse zoon?
Hulde achteraf voor een misleide jonge schoonheid 
Op wiens aandringen voltrok zich eigenlijk deze reeks lokale drama’s en hoe werden ze daarna zo grondig uit het lokale geheugen verdrongen? Werd de gemeente Vaals toen al van buitenaf gehackt? Je hoeft geen bewonderaar te zijn van John le Carré (het helpt wel) om onder deze heksenkring van gebeurtenissen een schimmelweefsel te bevroeden dat teerde op vaalblauw bloed.
Mijn eerdere oproep (lees elders op deze site over de koningstrouw van zuiderlingen) voor een feministische, serieuze variant op Thomas Ross, iemand die zich zou willen vastbijten in een hulde achteraf op die zo jammerlijk misleide jonge schoonheid uit Vijlen, die haar misschien zou kunnen witwassen van ingestoken kwaadsprekerij en die zich tegelijk zou willen verliezen in zowel een bittere koninklijke aanklacht als een bevrijdend eerherstel voor ‘os An’, op die oproep heeft tot vandaag niemand gereageerd. Er ligt helaas ook geen stimuleringsfondsje paraat. Iets voor #MeToo avant la lettre misschien? Of anders wel voor het Historisch Nieuwsblad in vervolg op hun verhaal van Dik van der Meulen over mogelijke doodsbedreigingen door Van het Zand rondom een onechte zoon van Prins Hendrik (Juni-nummer 2019).
Lokale zelfvernedering naar gereformeerd-Hollands format
Waarna overigens nog steeds die ene, zwaarwegende vraag zou blijven wringen: ondanks alle bevrijdende ontkerkelijking overleeft in de omgeving nog steeds een ambivalente gezagsverering-op-distantie, dialectisch gepaard aan een granieten scepsis-bij-voorbaat tegenover whatever gezagsdrager, het ontbreekt node aan kritisch-nieuwsgierige geest, merkwaardig genoeg tegelijk opgaand met een rotsvast ongeloof jegens whatever overheid (woar nuus, is nuus, weat nuus). Eigen volk wordt er nog steeds geframed naar hautain gereformeerd-Hollands format en tegelijk wordt de eigen historie naar katholieke traditie met teruggaande werking conflict- en risicovrij opgeschoond. Ja, een gesellschaftstheoretische studie dus die grondig zou uitleggen hoe dat alles zo komt, zo’n mentaliteitsgeschiedenis van de lokale zelfvernedering, die komt er vast helemaal nooit.

Terug naar het publicatie overzicht