In ‘Zeeën van zaad’ geeft de auteur er straks rekenschap van dat zo te zien uitgehongerde en deels kaalgeharste Siberische meiden menige uitgebluste relatie alhier behoeden voor fatal tensions dankzij de digitalisering en de moderne media. Zo goed als onbaatzuchtig en met volle fysieke inzet weten zij de hormonale stress ook op geanonimiseerde afstand af te laten vloeien. Maar: moet nu heus alle overwinst van hun digitale toegankelijkheid naar de rekening van Iwan die door alle kortdurende inzetbaarheid voornamelijk gestresst bezig is met de selectie van nieuwe medewerksters en zo niet aan duurzame nazorg toekomt?
Valt er door alle anoniem toegeschakelden die min of meer kampen met zich herhalende wroeging, alsnog iets goed te maken, rechtstreeks naar die kortdurend geadoreerde meiden zelf? Hun inzet is immers, meer nog dan die van profvoetballers, sterk begrensd door zeg maar levensfasen: wat moeten ze verderop in hun leven, als hun voornamelijk fysieke ruilwaarde is weggekwijnd? Een stiekeme pornotax, taboedoorbrekend en emancipatoir geframed, pragmatisch-feministisch ingekleurd? Of zomaar, eerlijke alternatieve ruilhandel op zijn Bonoboos, maar dan meer uitgesmeerd in de tijd?
Boetedoening alhier in de vorm van een persoonlijk leninkje bij wijze van aflaat voor startend kleinschalig ondernemerschap, daarginds op de afgelegen toendra, zo na hun twintigste? Misschien, zo redeneert de auteur, ligt hier een markt voor jonge, creatieve bankiers: een nieuw, buitenhuwelijks en anoniem verzekeringsproduct, een door anoniem toegeschakelde, zondebewuste westerse heren gefinancierd vroegpensioen in een soort luxe opvanghuis voor zeelieden, ginds, in de regio? Iets voor dan alweer lang fatsoenlijke, alleenstaande vrouwen?
